Naar overzicht

Hetze rond graaiflatie

Doen feiten ertoe? Of zitten we echt in het postfact-tijdperk? Volgens de zoekfunctie van Google Trends werd het woord ‘graaiflatie’ vooral populair vanaf 26 maart van dit jaar en is de frequentie ervan nog steeds aan het groeien. Voor iedereen met enige kennis van inflatoire episodes in de geschiedenis was het al redelijk snel duidelijk dat de discussie over graaiflatie vooral gedreven wordt door populisme. Dit belet niet dat we heel kritische lessen moeten trekken over het ontsporen van de prijsontwikkeling de voorbije jaren. Dan moeten de pijlen echter in de eerste plaats gericht worden op beleidsmakers zoals centrale banken en overheden. Zij hebben het gevaar van inflatie vanaf het begin onvoldoende ernstig ingeschat. Sinds september 2021 jaar schreef ik elke maand een column in de krant De Tijd over mijn inschatting dat de centrale bank het inflatieprobleem onderschatte. Men kan niet beweren dat het niet te anticiperen viel. Het ging deze keer allemaal anders zijn dan voorheen. Wel, opnieuw is vooral gebleken dat de mens in staat is de lessen van de geschiedenis te vergeten.

Foute inschattingen

Het onderschatten van het gevaar van aanbodschokken naar aanleiding van de energiecrisis volgt ook uit de reflex om decennialang problemen te zien als louter problemen aan de vraagkant. Wat dan opgelost zou worden door het injecteren van extra middelen. Niemand kan met zekerheid de toekomst voorspellen. We hebben echter geen onafhankelijke centrale banken gecreëerd vanuit de illusie dat zij dat wel kunnen. Wel met het inzicht dat het belangrijk is dat zij groter belang moeten hechten aan het risico dat inflatie kan ontsporen. In de jaren 1970 en 1980 was de schade van de hoge inflatie dan ook gigantisch. En nog meer voor landen zoals het onze waarbij het voor onze arbeidsmarkt decennia duurde om de schade ervan te verteren.

Centrale bankiers communiceerden veel te lang alsof ze van dat gevaar niet op de hoogte waren. Ze deden alsof inflatie zich deze keer tot een geïsoleerd probleem voor enkele sectoren zoals de energiemarkt zou beperken. Het besmettingseffect voor de hele economie werd zwaar onderschat. Met name de communicatie van de voorzitter van de Europese Centrale Bank Christine Lagarde was een verschrikking. Ze had het over een tijdelijke opstoot of ‘heuveltje’ dat sowieso snel zou verdwijnen. Een opmerkelijke rol speelden kortzichtige modellen die niet in staat bleven om andere informatie te capteren. Zo was in begin voor iedereen met enige kennis van de internationale grondstoffenprijzen duidelijk dat er grote verstoringen aankwamen. Ook recenter was het te anticiperen dat de voedingsinflatie veel hardnekkiger zou worden dan gedacht.

Een heel belangrijke les uit de geschiedenis is het belang van de geloofwaardigheid van de monetaire autoriteiten. Als ze die verspelen, wordt het traject om opnieuw naar lagere inflatieniveaus te evolueren veel pijnlijker. Dat is helaas net wat er gebeurd is. Deels door het verkeerd inschatten van deze crisis zoals het beweren dat het een erg ‘tijdelijke’ verstoring zou opleveren. We kunnen echter niet blind zijn voor de jarenlange degradatie die hier al aan vooraf ging. De risico’s rond onevenwichten en opbouwende excessen in allerlei markten werden genegeerd, zeker vanaf 2013. Hoe langer een pervers monetair beleid van kracht blijft, hoe waarschijnlijker dat de kosten en risico’s de baten overtreffen. De centraal bankiers moeten zich ernstig bezinnen over de excessieve risico’s die het monetair beleid heeft gecreëerd.

Winstmarges

De term graaiflatie suggereert dat bedrijven de inflatie misbruiken om hun prijzen en winsten op te trekken. Het zegt al iets over de tijdsgeest dat dergelijke terminologie verspreid geraakt. Macroeconomen analyseren schokken waarbij fenomenen zich typisch in meerdere fasen afspelen. Dat lonen, winsten en andere variabelen een tijd uit elkaar lopen, moet altijd gekaderd worden in de bredere context. Een deel van het antwoord is dus dat je niet te snel mag oordelen. Ook media zouden wat bedachtzamer kunnen zijn dan zomaar stigmatiserende termen te gebruiken als ‘graaiflatie’ op basis van een momentopname. Dit is a fortiori het geval als uit empirische analyse dan blijkt dat er helemaal geen algemeen fenomeen is van stijgende winstmarges. Al heel snel konden economen aantonen dat hoge winstmarges zich beperken tot een heel klein percentage van de bedrijven.

Dit is uiteraard ook van groot belang voor het identificeren van de juiste remedie. Die ligt dan meer in het bevorderen van gezonde concurrentie in bepaalde sectoren, eerder dan heel dure ongerichte maatregelen. Opnieuw is het gevaarlijk om zich te verkijken op momentopnames. Een cyclische toename van de winsten in de toeristische sector kan ook niet losgezien worden van de diepe verliezen die ze moesten absorberen tijdens de pandemie.

Onderzoek van de Nationale Bank toont aan dat de marges worden vertekend door een select kransje supersterbedrijven. Het doorsneebedrijf moest in 2022 tevreden zijn met een brutomarge onder het gemiddelde niveau van de periode tussen 2015 en 2019. Als de realiteit is dat de meeste bedrijven er niet in slagen de gestegen kosten volledig door te rekenen aan klanten, dan is het wel pijnlijk dat tegelijk het beeld wordt gecreëerd dat ze graaiers zijn.

Een belangrijk punt dat veel te weinig aandacht krijgt is dat macro-economische indicatoren over winstmarges niet altijd overeenkomen met de eigenlijke bedrijfseconomische rekeningen van een onderneming, die bijvoorbeeld kapitaal moet afschrijven en vennootschapsbelasting moet betalen.

Redelijkheid

We hebben net de meest recente cijfers waaruit blijkt dat de winstmarges zo evolueren dat ze ervoor zorgen dat momenteel inflatie daalt in plaats van stijgt. Laat iedereen zijn verantwoordelijkheid nemen en vooral honoreren dat feiten en degelijke analyse centraal horen te staan.