Piketty tegen de mens
Verwacht u de komende tijd aan mediaheisa over miljardairs en belastingvoeten van 90 procent. Dat zijn respectievelijk de ziekte en de remedie voor Thomas Piketty in zijn nieuw boek, ‘Capital et Idéologie’. Net als bij zijn vorige bestseller zal de vertaling naar het Engels en de hoogoplopende obsessie met ongelijkheid volstaan voor een circus van media-aanbidding en opiniegeroffel. Goed getimed voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen.
De reputatie van Piketty is vooral publiek. Wetenschappelijk werden zijn ongelijkheidsdiagnoses genuanceerd met miskende data. Voor de media is ongelijkheid een totemzaak en is Piketty de Grote Manitou. Het is goed dat zijn politieke recepten nu zullen vooropstaan. We kunnen zijn opinies begrijpen voor wat ze zijn: extreem-linkse ideeën die eigendom zelf contesteren en die het kapitalisme willen overstijgen voor wat ‘participatief socialisme’ heet. Piketty is een communist.
Ongelijkheid neemt toe om drie hoofdredenen. Er is de economie. De technologische kenniseconomie en de globalisering hebben enorme bedrijfssuccessen gebracht, met een elite van ondernemers die mondiaal scoren. Dat is de miljardairsfabriek. Mondiaal is de ongelijkheid tussen landen daardoor afgenomen. Maar binnen westerse landen zijn ongelijkheden ontstaan tussen regio’s die winnen en verliezen in de nieuwe economie, tussen centrumsteden vol startups en het achtergebleven platteland.
Elite van hardwerkende koppels
Er is de samenleving. De emancipatie van de vrouw en de evolutie van gezinspatronen heeft een elite van hardwerkende koppels gegenereerd, die voor hun nageslacht alles overhebben. Dat is de miljonairsfabriek. Tegelijkertijd kennen onze hyperdiverse samenlevingen ook achtergestelde groepen die de toplaag zien wegsnellen en de middenklasse voelen vervlieden. Dat is de armoedefabriek, vooral bevolkt door immigranten, laaggeschoolden en alleenstaanden.
De derde ongelijkheidsoorzaak ligt bij politieke keuzes. Drie generaties zonder grote oorlog betekenen opgestapeld vermogen. Globalisering treft productiearbeiders en helpt kenniswerkers. Multinationals domineren markten en profiteren van weinig concurrentie en slappe belastingregels. Onderwijs werkt slecht voor leerlingen die het juist nodig hebben om vooruit te komen. In sommige landen is zelfs de toegang tot onderwijs of zorg problematisch voor kwetsbare groepen. Vakbonden wegen minder door, wat de balans van winstverdeling meer richting kapitaal doet kantelen. Monetair beleid helpt de grote vermogens meer dan de werkgelegenheid.
Aan de ongelijkheid zitten zowel goede als slechte kanten. Het is goed dat onze welvaart en welzijn verbeteren dankzij het internet, mobiele communicatie en technologische vernieuwingen. Het is goed dat globalisering de wereld verenigt in vooruitgang en onze levens ervaringsrijk maakt. Het is goed wanneer ongelijkheid een samenleving reflecteert die open is voor emancipatie en migratie. Maar datzelfde goeds is dan weer slecht als de technologiebedrijven monopolies worden, als ons industrieel weefsel niet vernieuwt maar afsterft, of als we diversiteit niet aan sociale mobiliteit kunnen koppelen.
Goed bestuur
Piketty, voor al zijn zware doorwrochte boeken, gaat vooral kort door de bocht met de verkettering van alle ongelijkheid. Miljardairs zijn geen probleem maar een zegen als ze miljarden verdienen met schitterend ondernemerschap. Piketty vreest de plutocratie van het grote geld. Ik vrees die ook, maar ik wil niet het kind met het badwater weggooien. Als geld politieke macht betekent, dan is er iets mis met de democratie, niet met het geld. Dan moet goed bestuur vooropstaan, geen agenda voor torenhoge belastingen uit een ver oorlogsverleden en een gratuit geloof in de staat.
In een open kenniseconomie met goede marktwerking stoelt inkomensongelijkheid op talent, inspanning en economische verdienste. We gaan dat ideaal nooit volledig bereiken. Maar we moeten het wel blijven nastreven. Wie het bestrijdt voor egalitarisme, strijdt tegen de mens zelf.
Weergave van column in Trends, geschreven in eigen naam.
De reputatie van Piketty is vooral publiek. Wetenschappelijk werden zijn ongelijkheidsdiagnoses genuanceerd met miskende data. Voor de media is ongelijkheid een totemzaak en is Piketty de Grote Manitou. Het is goed dat zijn politieke recepten nu zullen vooropstaan. We kunnen zijn opinies begrijpen voor wat ze zijn: extreem-linkse ideeën die eigendom zelf contesteren en die het kapitalisme willen overstijgen voor wat ‘participatief socialisme’ heet. Piketty is een communist.
Ongelijkheid neemt toe om drie hoofdredenen. Er is de economie. De technologische kenniseconomie en de globalisering hebben enorme bedrijfssuccessen gebracht, met een elite van ondernemers die mondiaal scoren. Dat is de miljardairsfabriek. Mondiaal is de ongelijkheid tussen landen daardoor afgenomen. Maar binnen westerse landen zijn ongelijkheden ontstaan tussen regio’s die winnen en verliezen in de nieuwe economie, tussen centrumsteden vol startups en het achtergebleven platteland.
Elite van hardwerkende koppels
Er is de samenleving. De emancipatie van de vrouw en de evolutie van gezinspatronen heeft een elite van hardwerkende koppels gegenereerd, die voor hun nageslacht alles overhebben. Dat is de miljonairsfabriek. Tegelijkertijd kennen onze hyperdiverse samenlevingen ook achtergestelde groepen die de toplaag zien wegsnellen en de middenklasse voelen vervlieden. Dat is de armoedefabriek, vooral bevolkt door immigranten, laaggeschoolden en alleenstaanden.
De derde ongelijkheidsoorzaak ligt bij politieke keuzes. Drie generaties zonder grote oorlog betekenen opgestapeld vermogen. Globalisering treft productiearbeiders en helpt kenniswerkers. Multinationals domineren markten en profiteren van weinig concurrentie en slappe belastingregels. Onderwijs werkt slecht voor leerlingen die het juist nodig hebben om vooruit te komen. In sommige landen is zelfs de toegang tot onderwijs of zorg problematisch voor kwetsbare groepen. Vakbonden wegen minder door, wat de balans van winstverdeling meer richting kapitaal doet kantelen. Monetair beleid helpt de grote vermogens meer dan de werkgelegenheid.
Aan de ongelijkheid zitten zowel goede als slechte kanten. Het is goed dat onze welvaart en welzijn verbeteren dankzij het internet, mobiele communicatie en technologische vernieuwingen. Het is goed dat globalisering de wereld verenigt in vooruitgang en onze levens ervaringsrijk maakt. Het is goed wanneer ongelijkheid een samenleving reflecteert die open is voor emancipatie en migratie. Maar datzelfde goeds is dan weer slecht als de technologiebedrijven monopolies worden, als ons industrieel weefsel niet vernieuwt maar afsterft, of als we diversiteit niet aan sociale mobiliteit kunnen koppelen.
Goed bestuur
Piketty, voor al zijn zware doorwrochte boeken, gaat vooral kort door de bocht met de verkettering van alle ongelijkheid. Miljardairs zijn geen probleem maar een zegen als ze miljarden verdienen met schitterend ondernemerschap. Piketty vreest de plutocratie van het grote geld. Ik vrees die ook, maar ik wil niet het kind met het badwater weggooien. Als geld politieke macht betekent, dan is er iets mis met de democratie, niet met het geld. Dan moet goed bestuur vooropstaan, geen agenda voor torenhoge belastingen uit een ver oorlogsverleden en een gratuit geloof in de staat.
In een open kenniseconomie met goede marktwerking stoelt inkomensongelijkheid op talent, inspanning en economische verdienste. We gaan dat ideaal nooit volledig bereiken. Maar we moeten het wel blijven nastreven. Wie het bestrijdt voor egalitarisme, strijdt tegen de mens zelf.
Weergave van column in Trends, geschreven in eigen naam.