Vers l'aperçu

Verkiezingen 2014 - Competitiviteit: Geen nieuwe maatregelen - schrap bestaande maatregelen

De Belgische overregulering leidt tot efficiëntieverliezen. Beleidsmakers zouden de reflex moeten ontwikkelen om geen nieuwe maatregelen te nemen maar bestaande maatregelen af te schaffen. Een mooi voorbeeld vinden we bij de zeer hoge belastingen op arbeid en de zeer hoge loonsubsidies voor de privésector. 



De Belgische beleidsmakers houden van hoge belastingen maar ook van hoge subsidies voor zowat alle denkbare activiteiten of investeringen. Er zijn specifieke websites ontwikkeld om geïnteresseerden wegwijs te maken in de enorme doolhof aan mogelijke subsidies. Het subsidiebeleid is het gevolg van de beperkte fiscale bevoegdheden op het regionale niveau. Het subsidiebeleid leidt tot extra administratieve lasten voor jonge, ondernemende bedrijven. Voorts zijn teveel economische agenten bezig met het incasseren van subsidies in plaats van te investeren in toekomstige marktopportuniteiten. EGCW (2013) toont aan dat de subsidiegraden in België hoger zijn dan in de buurlanden. Tabel 6 is illustratief voor de problematische institutionele complexiteit van ons land. België koppelt de hoogste belastingen op arbeid aan de hoogste loonsubsidies in de private sector. De verschillen met de buurlanden zijn ronduit spectaculair. In Duitsland zijn de loonsubsidies overigens sterk afgebouwd terwijl wij kozen voor een extremen toename van de loonsubsidies. We zijn er nooit in geslaagd om een algemene loonlastenverlaging te doen, maar we hebben er voor gekozen om talloze politieke arbeidsmarktkavels te maken met selectieve subsidies. Wie wint er uiteindelijk bij deze complexiteit? Aangezien we tegelijkertijd zwaar belasten een gul subsidiëren, lijkt het prioritair om enkele bestaande maatregelen eerst te schrappen en met de opbrengst hiervan de impact van andere maatregelen te beperken. Zo kan de opbrengst van het schrappen van allerhande loonsubsidies gebruikt worden om de fiscale druk op de laagste inkomens uit arbeid te milderen. Daarenboven is het vanuit tewerkstellingsperspectief veel nuttiger om budget te investeren in de competenties van de werkzoekende dan tijdelijk een subsidie te geven aan de werkgever. Dat rendeert veel langer over de loop van een loopbaan op de hele arbeidsmarkt en het vertekent veel minder het eerlijke spel van concurrentie. We pleiten daarom voor een sterke afbouw van loonsubsidies, in ruil voor algemene loonlastenverlaging en voor een verschuiving van het budget van arbeidsmarktbeleid naar persoonlijke begeleiding en activering. Daarbij kan tevens gedacht worden aan het progressief maken van het tarief van de sociale bijdragen op lonen, zodat de lagere lonen proportioneel minder bijdragen hoeven te dragen. Zonder algemene lastenverlaging betekent dit wel een feitelijke belastingverhoging voor de middeninkomens. Het totale plaatje is dus heel belangrijk.



De huidige complexe subsidiestructuur maakt het bovendien moeilijk om de werkelijke loonevolutie in ons land in te schatten. Hierdoor wordt het moeilijk om de loonnorm te laten naleven. Deze complexiteit schrikt ook buitenlandse investeerders af.  Een beter optie is het creëren van een dynamische en innovatie-aanmoedigende marktomgeving door overregulering tegen te gaan en de werking van de  arbeidsmarkt aan te passen aan de hedendaagse realiteiten.



[1] Zie hiervoor M. De Vos en J. Konings, Van baanzekerheid naar werkzekerheid op de Belgische arbeidsmarkt, Intersentia, 2007.