Vers l'aperçu

Verkiezingen 2014 - Ouderenzorg: Breng de zorg naar de mens, niet de mens naar de zorg

Maak van de oudere de draaischijf. Breng de zorg naar hem, in plaats van hem naar de zorg. Via een persoonsgerichte financiering leggen we de bestedingsautonomie bij de oudere zelf en evolueren we tot een echt vraaggestuurd zorgmodel. Ons lijkt een slimme combinatie van een cashbudget en vouchers het meest aangewezen. Een onderscheid kan bijvoorbeeld gemaakt worden in 70% via vouchers en 30% via cashbudget. Door de oudere de keuzemogelijkheid te geven worden de zorgaanbieders ertoe aangezet om een kwalitatief hoogstaand en betaalbaar aanbod te genereren dat de zorgbehoevende aantrekt. Voor Itinera is het prioritair dat de overheid zich beraadt om minder rechtstreeks in het zorglandschap te interfereren en meer de omgevingsfactoren bepaalt om een kwaliteitsvol, divers en toegankelijk ouderenzorgaanbod te garanderen. De regulerende taak van de overheid verschuift dan van regulering op basis van structuren (infrastructuur- en personeelsnormen), naar het bewaken van een kwaliteitsvol en toegankelijk aanbod. Een gezonde mix aan aanbodzijde waarbij de verschillende spelers elkaar goed aanvullen en uitdagen via concurrentie op het vlak van meerwaardecreatie, is de meest effectieve manier om de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te halen. Het komt er op aan om via een gemeenschappelijk regelgevend kader de lat voor iedereen gelijk te leggen, een transparante beoordeling mogelijk te maken en deze realiteit verder te laten bloeien in de context van een vergrijzing die voor iedereen mobilisatie en innovatie zal vergen. De overheid moet de ouderenzorg als gezonde groeibiotoop alle kansen geven. De grootste uitdaging ligt in het voorzien in een gelijk speelveld voor alle spelers in de zorgmarkt.



Het zorgaanbod is op vandaag te versnipperd en te weinig aangepast aan de werkelijke zorgbehoefte. Hierdoor gaat de oudere vaak te snel zijn eigen zelfredzaamheid verliezen. We hebben eerder aangegeven dat technologische ontwikkeling en preventie de oudere sterke hefbomen voor keuze en zelfredzaamheid bieden. Dit is slechts een deel van de oplossing. Het komt er op aan die hefbomen te integreren en te benutten in de wijze waarop we de organisatie van de zorg structureren. Om tot echte ‘empowerment’ te komen moet de oudere maximaal kunnen beslissen over de regie van zijn zorgvraag. Om dit te realiseren is de oplossing bij uitstek de bestedingsautonomie bij de oudere zelf te leggen. Zo vergroot je de kans dat de zorgsector naar de oudere komt (vraaggestuurd), in plaats dat de oudere naar de zorg toe moet gaan (aanbodgestuurd).



“We moeten evolueren van een instellingsgerichte naar een grotendeels persoonsgerichte financiering voor de ouderenzorg.”



Een essentieel onderdeel daarvan is te evolueren van een instellingsgerichte naar een grotendeels persoonsgerichte financiering voor de ouderenzorg. Deze toepassing kennen we al vanuit het persoonlijk assistentiebudget bij personen met een beperking. We kunnen dit ook toepassen in de ouderenzorg zodat de oudere een eigen budget in zijn bezit krijgt, afhankelijk van zijn inkomen en zorgzwaarte, waarmee hij de zorg zelf kan inkopen. Omdat de oudere zelf zijn zorgverstrekker kiest, ontstaat concurrentie tussen de verschillende spelers die de prijs en kwaliteit van zorgvoorzieningen positief kan beïnvloeden en die een echte zorg op maat mogelijk maakt. De indicatiestelling, waarbij de zorgzwaarte wordt bepaald, kan dan gebeuren door de lokale overheden. De discussie of het een cashbudget moet zijn die op een individuele zorgrekening komt (persoonsgebonden), of vouchers die enkel kunnen ingeruild worden bij erkende zorgverstrekkers (persoonsvolgend), kan dan gevoerd worden in samenspraak met de sector. Ons lijkt een combinatie van beide het meest aangewezen. Enkel een cashbudget zou misbruik in de hand kunnen werken, terwijl enkel het gebruik van vouchers te betuttelend is en de vrije keuze beperkt. We stellen wel voor dat het grootste deel via vouchers verloopt. Dit biedt de meeste garantie op het krijgen van een kwaliteitsvolle zorg. Een onderscheid kan bijvoorbeeld gemaakt worden in 70% via vouchers en 30% via cashbudget. Vaak gehoord argument tegen persoonsgerichte financiering is dat de zwakkere ouderen hun weg niet zullen vinden in het aanbod. Eventueel kan hiervoor een vertrouwenspersoon worden aangesteld indien de oudere niet meer beschikt over de nodige beslissingskracht. Ook kan een betere informatieverstrekking voorzien worden door multidisciplinaire zorg- en welzijn teams op lokaal niveau waarbij de vaste huisarts een coördinerende rol opneemt.



“De gebruikers worden zo de stuwende kracht van het ouderenzorglandschap en creëren concurrentie tussen de spelers op basis van waardecreatie.”



Een gedecentraliseerd, vraaggestuurd zorgmodel zendt de juiste stimuli uit voor een aangepast en dynamisch aanbod dat rekening houdt met de verwachtingen van de gebruikers. De noodzakelijke aanpassingen aan het systeem zullen sneller gebeuren dan bij aanbodfinanciering en centralistische planning. Het streefdoel van de overheid is het creëren van de juiste omgevingsfactoren om een kwaliteitsvol en toegankelijk ouderenzorgaanbod te garanderen die de autonomie van de oudere alle kansen geeft. Dit vraagt dat de regulerende taak van de overheid verschuift van een regulering op het vlak van structuurindicatoren (programmatienormen, prijszetting, personeelsnormen, infrastructuursubsidies), naar een regulering op basis van kwaliteitsindicatoren en de controle daarvan. Meer zelfregulering door een minder strikte prijzencontrole is alvast een aanbeveling in het recente rapport van de OESO[1]. Mogelijke kwaliteitsindicatoren zijn: het voorkomen van infecties, depressie, vrijheidsbeperking door fixatie of sedatie, valincidenten, te voorkomen ziekenhuisopnames, onvrijwillig gewichtsverlies, decubitus, polyfarmacie, etc. De indicatoren zoals opgesteld door het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid tonen alvast de goeie richting[2].



“Een gezonde mix tussen de verschillende spelers is de meeste effectieve manier om zowel de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te halen.”



Via de invoer van selectieve marktprikkels worden gespecialiseerde aanbieders dan aangemoedigd om een kwaliteitsvol aanbod te ontwikkelen. Dit moet een grotere diversificatie van het dienstenaanbod toelaten. De gebruikers worden zo de stuwende kracht van het ouderenzorglandschap en creëren concurrentie tussen de spelers op basis van waardecreatie (hoge kwaliteit aan een zo laag mogelijke kost). Een Amerikaanse studie toont aan dat het hebben van zowel non-profit als profit zorgvoorzieningen bevorderlijk is voor de kwaliteit en kost van het systeem. Via ‘checks and balances’ worden beide spelers uitgedaagd tot verbetering. Volgens deze studie zijn commerciële voorzieningen zoals verwacht efficiënter. Dat hoeft niet te verwonderen. Commerciële spelers zetten hun eigen centen in en dragen dus zelf een deel van de risico’s. Dat maakt van hen goede onderhandelaars die daarenboven allergisch zijn aan verspilling. De zorgkwaliteit kan dan weer iets hoger liggen in de niet-commerciële instellingen. Een gezonde mix tussen de verschillende spelers is daarom de meeste effectieve manier om zowel de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen te halen. De studie besluit dat de optimale eigendomsmix er één is waarvan het marktaandeel van de niet-commerciële voorzieningen de 30 à 40% overtreft. Zo wordt de kruisbestuiving tussen de verschillende types voorzieningen ten volle benut. Wij zijn Amerika natuurlijk niet maar ook België heeft een mix van profit, social profit en openbare spelers. Het komt er op aan om via een gemeenschappelijk regelgevend kader de lat voor iedereen gelijk te leggen, een transparante beoordeling mogelijk te maken en deze realiteit verder te laten bloeien in de context van een vergrijzing die voor iedereen mobilisatie en innovatie zal vergen.



“De introductie van marktwerking creëert kansen en opportuniteiten in een context van de beperkte overheidsmiddelen.”



We moeten daarbij af van de nog steeds sluimerende fobie ten opzichte van het maken van winst in de zorg en de doembeelden van ondermaatse zorg door commercialisering. De huidige initiatieven tonen aan dat ondernemerschap en marktwerking wel degelijk verzoenbaar zijn met een kwaliteitsvolle, toegankelijke zorg. De introductie van ondernemerschap creëert immers ook kansen en opportuniteiten in een context van beperkte overheidsmiddelen. Het maken van winst is een belangrijke voorwaarde om kwaliteitsvolle zorg te kunnen blijven leveren door de gemaakte winst te herinvesteren. Dit leidt tot betere kostenbeheersing, prikkels tot zorginnovatie en groei. Het gaat niet om winst maar over de basis van de winst: wanneer die ligt in toegevoegde waarde door efficiëntie, kwaliteit of innovatie, is winst geen probleem maar juist een deel van de oplossing. Wat absoluut buiten kijf staat is dat er geen winst kan gemaakt worden op de zorgfinanciering van het RIZIV: die moet integraal gaan naar de doelstelling van de financiering. Ze is daarvoor trouwens veelal ontoereikend, wat bij voorbaat winstmarges hierop uitsluit. Ook kunnen de aanbieders geen hoger dan marktconforme vergoedingen betalen aan hun management en beheerders.



“De overheid moet de ouderenzorg als gezonde groeibiotoop alle kansen geven. De grootste uitdaging ligt in het voorzien in een gelijk speelveld.”



Naast het bewaken van kwaliteit en een evenredige toegankelijkheid is een bijkomende opdracht van de overheid het voorzien in een gelijk speelveld. Daar zal voor hen de grootste uitdaging liggen. De regelgeving moet voldoende homogeen zijn zodat deze concurrentie tussen verschillende type spelers onder dezelfde voorwaarden toelaat. Dat subsidies perverse effecten kunnen hebben werd alvast aangetoond. Met bouwsubsidies ligt de kostprijs van een nieuwbouw of renovatieproject maar liefst 31% hoger dan zonder[3]. Ook moet de overheid zorgen voor een stabiele zorgmarkt. Door onduidelijkheden qua financiering omwille van de staatshervorming is hiervan op dit moment weinig sprake. Voor Itinera gelden volgende voorwaarden:



Het bepalen door de overheid van een gemeenschappelijk kader omtrent maatschappelijk verantwoorde zorg, nl. zorg die kwaliteitsvol, sociaal rechtvaardig, performant, relevant en toegankelijk is10.

Een maximale transparantie op het vlak van de kwaliteit van het aanbod en het voorzien van benchmarking.

Een systematische controle op het vlak van kwaliteitscriteria waarbij negatieve inspectieverslagen niet zonder gevolg blijven.

Een transparant financieel beleid bij de zorgaanbieders. Bijvoorbeeld door het oormerken en traceren van zorgsubsidies (bvb. RIZIV), zodat die – ongeacht de zorgspeler die ze verkrijgt – steeds voor zorgdoeleinden worden gebruikt.

Het afbouwen van subsidieongelijkheid tussen zorgspelers, bv. in animatie, in de subsidiëring van OCMWs uit algemene middelen, of in personeelskosten (Sociale Maribel).

Het afschaffen van infrastructuursubsidies (VIPA in Vlaanderen), die ontwikkeling van zorginfrastructuur artificieel sturen én stremmen.

Het voorzien in een gelijk personeelsstatuut tussen de verschillende types zorgspelers.

Het voorzien in een stabiele omgeving die ondernemerschap in de zorg mogelijk maakt en als essentiële partner erkent om de stijgende zorgbehoeften het hoofd te bieden.

Primair de senior zelf de financieringsmiddelen geven (vraag), in plaats van de zorgaanbieder te subsidiëren.



 



[1] OECD (2013), OECD Economic Surveys: Belgium 2013, OECD Publishing. Doi: 10.1787/eco_suverys-bel-2013-en.



[2] Te vinden op https://www.zorg-en-gezondheid.be/referentiekaderwzc/



[3] Pacolet J., De Troyer F., Boeykens S., De Coninck A., Vastmans F., Buyst, E. (2012). Een vergelijkende studie naar bouwkost en dagprijs in door VIPA gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde woonzorgcentra: K.U.Leuven.