Vers l'aperçu

Wie coördineert de transitie?

België staat aan de top van de wereld als het gaat om hoeveel we investeren in onderzoek en ontwikkeling: meer dan 3,5% van het bruto binnenlands product, waarvan het leeuwendeel door en in ondernemingen plaatsvindt. Het maatschappelijke rendement op die forse investeringen kan echter beduidend hoger: ons land staat niet in de top-20 van de Global Innovation Indexin tegenstelling met onze buurlanden die wel in de top-10 staan.

Als we de verschillende transities waarin we verwikkeld zijn – de klimaat- en energietransitie, maar evenzeer de digitale transitie – tot een goed einde willen brengen, zal de productiviteit van die investeringen in innovatie omhoog moeten. Maar wie gaat daarvoor zorgen? Zijn het de onderzoekers zelf? Ondernemers en investeerders die uitvindingen naar de markt brengen? De overheid? Andere organisaties? Komt de druk vanuit de samenleving? Of zal het klimaat, onze omgeving ons daartoe dwingen? Wie coördineert de transitie?

De voorbije decennia is het kransje van betrokken partijen stelselmatig uitgebreid. Waar vroeger onderzoekers, aangespoord door ondernemers, het voortouw namen in innovatie en de overheid in mindere of meerdere mate die inspanningen reguleerde of (mee) stuurde, zien we nu steeds meer de burgersamenleving en andere organisaties mee het verschil maken. Zeker wanneer het om klimaatbeleid gaat, blijken marktkrachten – en de correctie daarvan door de overheid – niet altijd voldoende. Financiële prikkels en regulering werken maar in de context van een breed gedragen verhaal waarrond de samenleving en de industrie zich mobiliseren.

De stem van de burger

De drievoudige helix van de jaren negentig – het samenspel tussen onderzoek, ondernemen en overheid – is de voorbije vijftien jaar een viervoudige helix geworden waarin de burger ook een stem heeft en het publieke debat mee de richting en het draagvlak bepaalt. (En het onderzoek naar innovatie spreekt zelfs van een vijfvoudige helix, met een uitdrukkelijke plaats voor onze leefomgeving zelf.)

De gemeenschappelijke hoeksteen van die innovatiemodellen is kennis en de wijze waarop de verschillende actoren en domeinen die met elkaar uitwisselen en elkaar wederzijds beïnvloeden – met inbegrip dus van de interacties tussen mens en omgeving.

Dat brengt ons bij dat andere belangrijke containerbegrip uit de biologie dat helaas vaker te onpas dan te pas wordt gebruikt in heel wat andere contexten. Goede innovatie, en een wendbare en productieve economie in het algemeen, is het resultaat van een goed werkend ecosysteem. Een dergelijk ecosysteem komt niet zomaar tot stand door drie, vier partijen naast elkaar te zetten.  De duurzame voorbeelden worden gekenmerkt door een zorgvuldige rolverdeling tussen actoren zoals universiteiten, ondernemingen, overheden en organisaties uit de burgersamenleving en vooral door een uitwisseling van informatie die het geheel groter maakt dan de som der delen.

Het ecosysteem dat de transitie kan coördineren, is gebaseerd op vertrouwen eerder dan op controle tussen de “levende” componenten ervan, en op een geïntegreerde kijk op de omgeving waarin die actoren leven: hoe beïnvloeden menselijke ingrepen die interactie, en hoe reageert de omgeving op die wisselwerking? Om de voortgang en het succes van de transitie naar een duurzame samenleving op te volgen, mag de blik niet alleen gericht zijn op de metertjes van ieders individuele boordtabel maar nog meer op de bekabeling tussen die metertjes onderling.