Naar overzicht

Bruggen voor een duurzame samenleving

Eén pad naar een net-zero België vereist 415 miljard euro aan bijkomende investeringen tussen nu en 2050, berekende een toonaangevend adviesbureau: pakweg 16 miljard euro per jaar bovenop business as usual. Dat ontzagwekkende investeringsplan moet toelaten om het lineaire economische pad, zoals dat vandaag nog steeds grotendeels gedreven wordt door fossiele bronnen, om te buigen in een duurzaam alternatief. Hoe haalbaar en betaalbaar is die transitie naar een evenwichtiger model waarin de noden en wensen van de mens (en de planeet) in balans is met wat de planeet (en de mens) kan genereren?

Weinigen zullen nog ontkennen dat de druk op de mens en diens leefomgeving toeneemt. Over de grootteorde van het vraagstuk, de urgentie en de mogelijke oplossingen kan je evenwel kiezen uit een waaier aan interpretaties van het probleem en ideeën over de weg vooruit. Misschien het meest uitdagende aspect is dat de evolutie weg van fossiele bronnen steeds sneller zal moeten gebeuren: de uitstoot van broeikasgassen dient vier keer sneller af te nemen in de komende dertig jaar dan in de voorbije dertig; het tempo van diepe energetische renovaties moet vervijfentwintigvoudigen volgens het pad dat we hierboven schetsten. Dat is niet onmogelijk: de transitie komt met vergelijkbaar grote economische en maatschappelijke opportuniteiten.

Maar hoe groter de noodzaak lijkt om de transitie te versnellen, hoe meer het gepolariseerde debat dreigt te verzanden met roepers aan de verschillende uiteinden van de woestijn, doorgaans met weinig intenties om gemeenschappelijke grond te vinden. Hoe groter de nood aan bruggenbouwers is, hoe onoverbrugbaar de kloof schijnt in de patstelling. 

Eén van de directe oorzaken van het moeizame debat zijn de uiteenlopende percepties van wat een duurzame samenleving inhoudt. De discussie gaat meer niet dan wel over hetzelfde onderwerp. Dat zet de deur open voor selectieve argumentatie, cherry picking die op één of enkele factoren focust die wenselijk zijn om het eigen discours te ondersteunen, terwijl andere relevante factoren genegeerd worden. Evengoed bestaat de neiging om alle factoren als even belangrijk te bestempelen. Wanneer olifanten en muizen even groot lijken, is er weinig inzicht in hoe (en waarom) prioriteiten dienen te worden vastgelegd. 

Door de blik te verengen tot een beperkt aantal aspecten, gaan we voorbij aan de essentiële vraag: hoe een systeem vorm te geven dat fair is over de grenzen heen van positie in de maatschappij, de economie, en leefomgeving?

Door de blik te verengen tot een beperkt aantal aspecten, gaan we voorbij aan de essentiële vraag: hoe een systeem vorm te geven dat fair is over de grenzen heen van positie in de maatschappij, de economie, en leefomgeving? Het nastreven van elk van die bottom lines is relatief eenduidig; de moeilijkheid zit in de afruil, in het evenwicht tussen ieder van dat trio doelstellingen, elk met hun actoren en factoren. Een dergelijke systemische aanpak veronderstelt een gedeelde visie die het individuele nut overstijgt en vraagt een beleid dat die visie waar kan maken.

Wat is de rol, wat zijn de verwachtingen en de obstakels van de anderen? Het is pas door deze afwegingen mee te nemen dat een rijker debat kan plaatsvinden, waarin het geheel groter is dan de som der delen. Dit begint met het uitwisselen van perspectieven en inzichten, het leggen van connecties in plaats van het ophogen van schotten, het vinden van een kader waartegen beleidsbeslissingen kunnen worden afgetoetst dat de brug slaat eerder dan bruggen verbrandt. 

Een niet onbelangrijk deel van de investeringen in de transitie ten slotte zal voor rekening van de overheid zelf zijn. Als zo’n 15% van het investeringsplan naar openbare infrastructuur gaat, spreken we alleen al daarvoor over 2 miljard euro per jaar. Tussen nu en 2050 maakt dat 50 miljard. Het is uiteraard gemakkelijker om afwegingen te maken, zelfs afruilen af te kopen, wanneer je niet tegelijk tegen een begrotingstekort van 30 miljard of meer aankijkt.