Naar overzicht

Interview met Jan Eeckhout (The Profit Paradox) deel 1

In april 2023 ontving Itinera Jan Eeckhout als gastspreker tijdens het jaarlijkse Partner Dinner in Strombeek. Jan Eeckhout is onderzoeksprofessor aan de Pompeu Fabra Universiteit in Barcelona en publiceerde in 2021 zijn opzienbarend boek ‘The Profit Paradox. How thriving firms threaten the future of work (Princeton University Press).  Na zijn gastlezing konden we Jan enkele vragen voorleggen. Hieronder volgt het eerste deel van het interview. Het tweede deel wordt in de komende weken gepubliceerd.

 

Johan Albrecht: Kan je even de kernboodschappen van ‘The Profit Paradox’ samenvatten?

Jan Eeckhout: Een beperkt aantal bedrijven is momenteel enorm succesvol en kan ronduit spectaculaire winstcijfers voorleggen. Hun marktkapitalisatie steeg enorm en beleggers zijn enthousiast. Maar sinds 1980 zijn er een paar trends inzake business dynamics die ons zorgen moeten baren. Vele bedrijven maken immers amper winst, op de arbeidsmarkt evolueren de lonen zeer ongelijkmatig en het aantal startups stagneert of daalt. Deze fenomenen vinden we in principe vooral in marktomgevingen met weinig concurrentie. In de praktijk hebben enkele zeer succesvolle bedrijven een monopolie-achtige marktomgeving kunnen scheppen als gevolg van technologische evoluties zoals de opkomst van de platformeconomie en de digitalisering. Dit is geen pleidooi tegen winst of tegen technologiebedrijven maar vooral een pleidooi voor toegankelijke of contesteerbare markten. Soms wordt het succes van platformbedrijven toegeschreven aan unieke technologische voordelen. Ebay is zeer succesvol in de VS maar krijgt geen voet aan grond in Japan, hoewel Ebay in alle markten dezelfde technologieën gebruikt. Ebay moet in Japan opboksen tegen een andere speler die de markt al had ingepalmd voor de komst van Ebay. Natuurlijk geniet de consument intussen van lage prijzen en een enorm aanbod. Wel moeten we de vraag stellen of we als maatschappij gebaat zijn met de enorme concentratie van macht bij een beperkt aantal bedrijven. Meer macht voor deze bedrijven impliceert minder marktkansen voor andere bedrijven. In mijn boek probeer ik deze vraag te beantwoorden.

Karel Volckaert: Peter Thiel stelt dat elk bedrijf ernaar streeft om monopolist te worden want in markten met volkomen concurrentie verdwijnt op termijn alle overwinst. Is wat je beschrijft in je boek niet een natuurlijke gang van zaken?

Jan Eeckhout: Een concentratie van macht zoals bij een monopolie beperkt de maatschappelijke welvaart en zorgt voor onderproductie, ondertewerkstelling en minder innovatie. We hebben dan ook spelregels nodig om te voorkomen dat bedrijven te makkelijk een monopolie kunnen creëren. In de gedematerialiseerde omgeving van vandaag is dit veel makkelijker dan pakweg dertig jaar geleden. Daarbij komt dat BigTech vandaag zoveel cash heeft dat heel wat startups overgenomen worden vooraleer ze kunnen uitgroeien tot echte concurrenten.

Johan Albrecht: Ligt een deel van de oplossing in een andere fiscaliteit of bestaat het risico dat machtige bedrijven hogere winstbelastingen gewoon doorrekenen naar de consument?

Jan Eeckhout: Het hervormen van de nationale fiscaliteit zal het probleem van een gebrek aan concurrentie niet wegnemen, wat overigens een globaal probleem is. Deze bedrijven werken op een globale markt zodat lokaal fiscaal beleid weinig impact dreigt te hebben. Er is dringend behoefte aan internationale coördinatie inzake concurrentiebeleid, zoals we dat ook doen voor patenten. Wat betreft intellectuele eigendomsrechten bestaat samenwerking tussen 62 landen met grote voordelen. Geen wonder dat machtige bedrijven deze dynamiek sterk ondersteund hebben. Inzake concurrentiewetgeving liggen de zaken natuurlijk anders. Belangrijk is dat de meerderheid van het bedrijfsleven net lijdt onder de enorme macht van enkele topbedrijven. ‘Het bedrijfsleven’ is geen homogene entiteit; de meerderheid van de bedrijven zou net floreren bij een sterk concurrentiebeleid dat meer kansen biedt voor innovatie van nieuwkomers. Zelfs binnen de topbedrijven is er kans op verdere selectie en nog meer concentratie van de macht. Kijk bijvoorbeeld naar het huidige succes van Bing en ChatGPT van Microsoft. Welke impact zal deze plotse dynamiek hebben voor Google? Zelfs binnen de top kan een grote consolidatie gebeuren. Wat blijft er dan nog over voor rest van bedrijfsleven?

Johan Albrecht: In ons land werken enkele sectoren zoals de retailsector met flinterdunne marges. Wijst een lage marge voor retailers op een hoge marge voor bijvoorbeeld internationale voedingsbedrijven?

Jan Eeckhout: De marges van verschillende segmenten of schakels binnen één sector zoals de voedingssector zijn inderdaad herverdeeld. Enkele machtige voedingsbedrijven zoals Nestlé hebben een groter deel van de totale marge naar zich kunnen toetrekken. We stellen vast de onderlinge substitueerbaarheid van producten lager uitvalt dan verwacht. Heel wat supermarktketens bieden bijvoorbeeld goedkopere ‘thuismerken’ aan maar een deel van de consumenten blijft kiezen voor de duurdere brands. In een gedematerialiseerde economie blijkt brand loyalty zeer winstgevend te zijn. Voor bepaalde producten kunnen we vermoeden dat deze loyauteit deels het resultaat is van neurologische engineering, denk bijvoorbeeld aan chips. Maar dit kunnen we niet zeggen van shampoo.

Johan Albrecht: In je boek bespreek je vooral private marktomgevingen die spontaan geëvolueerd zijn zonder al te veel overheidsinmenging. Maar wat met toekomstige markten die op relatief korte termijn het verschil moeten maken, bijvoorbeeld de waterstofmarkt?  Laten we deze markt over aan het private initiatief of moet de overheid deze markt zelf creëren?

Jan Eeckhout: Voor mij moet de overheid vooral een goede scheidsrechter zijn en niet zozeer een speler in een markt, ook niet in de markt voor klimaatoplossingen. De overheid kan immers niet weten welke technologieën binnen twintig of dertig jaar het verschil zullen maken. Niemand kan dit weten. Laat ons vooral venture capital benutten om de nodige technologische selecties te maken. Inzake nieuwe markten voor publieke goederen moet de overheid vooral duidelijke regels bepalen en mechanismen inzetten om de juiste incentives te bieden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan emissiehandel. Ik pleit voor een overheid die de juiste instituties creëert en niet voor een overheid die zelf selecteert en dan subsidieert. Indien op termijn toch monopolies ontstaan in bepaalde koolstofarme marktsegmenten, dan moet de overheid wel direct ingrijpen vanuit een klassiek welvaartsperspectief.

Johan Albrecht: Akkoord, maar we kiezen momenteel wel voor de elektrificatie van alle sectoren. Alternatieven worden niet eens besproken. Worden we hier gegarandeerd beter van?

Jan Eeckhout:  Opnieuw geloven we veel te weinig in marktwerking. Carbon pricing kan onthullen welke technologieën het meest efficiënt blijken te zijn om onze klimaatambities waar te maken.

Johan Albrecht: Je bent een overtuigde verdediger van de vrije marktwerking?

Jan Eeckhout: Jazeker, de vrije marktwerking is een zeer krachtig mechanisme van welvaartscreatie.  ‘The Profit Paradox’ is geen boek tegen bedrijven die zeer rendabel zijn. Er is niets verkeerd met het maken van (veel) winst maar vanuit maatschappelijk perspectief mogen bedrijven geen machtsposities uitbouwen die de markttoegang of innovatie onmogelijk maken. Dit laatste is een recept voor welvaartsverliezen. Het herstellen van een efficiënte marktwerking is een abstracte maar zeer belangrijke beleidsprioriteit.