Naar overzicht

Verkiezingen 2014 - Energie: naar een stappenplan voor 13 000 MW nieuwe capaciteit tegen 2025

België heeft vandaag een geïnstalleerde productiecapaciteit van ongeveer 20 000 MW. Met een piekvraag van ongeveer 13 000 MW wordt een groot deel van deze capaciteit weinig gebruikt. De beschikbare capaciteit lijkt zelfs riant in functie van de te verwachten piekvraag. Er zijn echter altijd centrales niet beschikbaar omwille van onderhoudswerkzaamheden, technische problemen of omwille van economische redenen. Zo werden recent gascentrales stilgelegd omwille van de marktomstandigheden. En er is niet altijd wind, zon of water.



De nucleaire capaciteit zal gefaseerd verdwijnen tussen 2015 en 2025. Het uitdoven van ongeveer 6 000 MW nucleaire capaciteit betekent echter niet dat ons land tegen 2025 alleen maar moet zorgen voor een gelijkaardige vervangcapaciteit. Zoals in elk land maken we ook in België nog steeds gebruik van relatief oude elektriciteitscentrales (gas, steenkool, piekcentrales) waarvan de levensduur niet onbeperkt verlengd kan worden. Er worden dus niet alleen oude kerncentrales gesloten.



De benodigde capaciteit voor de productie van elektriciteit wordt veelal uitgedrukt in functie van de reservemarge ten opzichte van de piekvraag. Bij een piekvraag van 13 000 MW heeft een land altijd 13 000 MW direct beschikbaar vermogen nodig plus een zekere reserve om te kunnen inspelen op onverwachte factoren zoals centrales die plots wegvallen. De reservemarge is dus de onmiddellijk inzetbare capaciteit op het moment van de piekvraag. Welke reservemarge optimaal is, blijft een voorwerp van discussie. Een eerder minimalistische reservemarge van 5% kan overwogen worden indien de buurlanden beschikken over een relatief hoge reservemarge en wanneer de interconnectiecapaciteit[1] relatief hoog is. Indien een land niet kan rekenen op ‘makkelijke’ invoer wordt best een reservemarge van 10 tot 15% gehanteerd. De capaciteit die weerhouden wordt voor het volgen van de piekvraag en het voorzien van een bepaalde reservemarge moet per definitie controleerbaar en voorspelbaar zijn. Om deze reden kunnen we weersafhankelijke capaciteit – wind en zon - niet aanzien als een deel van de reservecapaciteit. In principe mogen we alleen dat deel van de weersafhankelijke capaciteit dat altijd beschikbaar of inzetbaar is – het zogenaamde capacity credit van de hernieuwbare capaciteiten – opnemen in berekeningen van de reservemarge.



In Figuur 1 presenteren we de evolutie van de reservemarge in België tussen 2013 en 2030. Hierbij veronderstellen we dat de piekvraag – niet te verwarren met de jaarlijkse vraag - lichtjes toeneemt en dat de oude centrales uit het systeem verdwijnen zoals voorzien. Omwille van de zeer moeilijke marktomstandigheden met te lage prijzen om investeringen uit te lokken[2], komen er spontaan geen vervanginvesteringen. In Figuur 1 tonen we de evolutie van de reservemarge exclusief (RM no RES) en inclusief de mogelijke bijdrage van de weersafhankelijke hernieuwbare technologieën. We presenteren voor deze laatste optie twee alternatieven waarbij we veronderstellen dat 5% of 10% van de windcapaciteit altijd beschikbaar is (5% CF wind en 10% CF wind).



Wanneer in de periode tot 2030 vervanginvesteringen uitblijven[3], evolueert de reservemarge van licht negatief vanaf dit jaar tot zeer problematisch (ongeveer – 40%) tegen 2024. Deze -40% is uitgedrukt ten opzichte van de piekvraag en komt neer op een ontbrekende capaciteit van ongeveer 5 300 MW. Tot 2024 maakt het opnemen van een deel van de windcapaciteit geen groot verschil in termen van reservemarge. Na 2025 is de reservemarge zo problematisch laag dat het kleine aandeel windcapaciteit wel een verschil uitmaakt.



Figuur 1 – Evolutie van de Belgische reservemarge zonder vervanginvesteringen (2013-2030)





Vanaf 2025 – het finale jaar van de nucleaire phase-out – keldert de reservemarge naar een onrealistisch laag niveau. Een reservemarge lager dan -100% impliceert een noodzakelijke vervanginvestering hoger dan de piekvraag. Om de reservemarge terug positief te krijgen is tegen 2025 een vervanginvestering van meer dan 13 000 MW noodzakelijk. Op middellange termijn betekent de kernuitstap van 6 000 MW dus dat een dubbele vervangcapaciteit moet uitgelokt worden. Nog vooraleer de kernuitstap finaal is – dus voor 2025- is al een vervangcapaciteit nodig die vergelijkbaar is met de huidige nucleaire capaciteit.



De reservemarge wordt negatief in de komende jaren en zal niet spontaan positief worden. We kunnen ook niet veronderstellen dat de marktomstandigheden spoedig radicaal zullen verbeteren zodat onze regering een stappenplan naar 13 000 MW dient uit te werken. Het verminderen en verschuiven van de piekvraag zou een belangrijk deel moeten uitmaken van dit stappenplan. Het Plan Wathelet van 2013 is een goede basis voor een dergelijk stappenplan. Naar 2025 toe zou een algemeen strategisch plan wenselijk zijn met een opeenvolging van objectieven inzake capaciteit en beheer van de vraag op korte termijn. Een strategisch plan op lange termijn dient ook aandacht te besteden aan de marktmodellen die het best aansluiten bij de strategische doelstellingen. Het huidige marktmodel lokt de noodzakelijke investeringen niet uit zodat een bijsturing van het marktmodel zeker overwogen kan worden.


paper_johan_energie.pdf
(564.27 KB) Downloaden
paper_johan_energie.pdf
(564.27 KB) Downloaden