Naar overzicht

De prijs van (on)veiligheid



Ongetwijfeld wordt de veiligheidsproblematiek in de grootsteden volgend jaar een thema in de verkiezingen. Recentelijk hebben onderzoekers zich gewaagd aan een raming van de economische kostprijs van criminaliteit, zoals diefstal, beschadiging en geweld. In het Verenigd Koninkrijk zou geweld maar liefst 53 procent van de economische en sociale kostprijs uitmaken. Inbraken tekenden voor 8 procent. En Italiaanse onderzoekers kwamen alleen al voor 15 overtredingen op een kostprijs van 5 procent van het nationaal inkomen voor hun land.

 

We mogen ons niet verkijken op enkel de directe kosten van misdaad en zijn bestrijding. Zo zou elke gerapporteerde misdaad in de stad samenhangen met het vertrek van één inwoner. Bovendien blijken vooral gezinnen met hogere inkomens erg gevoelig voor de veiligheid in hun vestigingskeuze. Alleen al om de stadsvlucht tegen te gaan moeten grootsteden dus prioriteit geven aan veiligheidsbeleid.

 

Voor economen is de accumulatie van menselijk kapitaal een basismechanisme voor economische ontwikkeling, en dat is in essentie een sociale activiteit. Als veiligheid en orde niet gegarandeerd zijn, wordt economische ontwikkeling al helemaal problematisch. Het bestaan van achtergestelde groepen impliceert sowieso dat sociaaleconomische resultaten ver onder het economisch potentieel zullen uitkomen. Een gebrekkige integratie kan zo een generatie lang een voorspoedige economische ontwikkeling belemmeren.

 

Voor orde en veiligheid heb je niet alleen goede wetteksten nodig, maar ook handhaving en opvolging. Ervaringen uit de VS duiden er alvast op dat de politiek vooral snel naar wetten grijpt waarin minimumgevangenisstraffen en andere repressieve maatregelen centraal staan. Er wordt hierbij erg rationeel verondersteld dat vooral het verhogen van de pakkans en strenger bestraffen zaligmakend zijn.

 

Delinquentie heeft misschien evenveel te maken met de structuur van de gemeenschappen als met de individuele kenmerken van overtreders. Al in de jaren 60 bleek dat vooral jeugdcriminaliteit specifiek was voor bepaalde buurten en erg persistent was over de jaren, terwijl de populatie overtreders zich steeds vernieuwde. Het vermoeden rijst dan dat er evengoed iets met de gemeenschap schort als met bepaalde personen. Sociale controle en gemeenschapswaarden zijn uiteraard minder gemakkelijk te beïnvloeden dan de strafmaat voor overtreders. Verstedelijking, fragmentatie van de gezinnen, werkloosheid en etnische heterogeniteit zijn complex.

 

Kwetsbare wijken hebben inconsistente waardesystemen als het gaat over welk gedrag aanvaardbaar is. Een ander waardesysteem aantrekkelijk maken is niet vanzelfsprekend want bijvoorbeeld in het geval van zogenaamde probleemjongeren is er een sterke groepsdruk. Dit hangt uiteraard ook samen met het gevoel van een ‘gedeeld lot’ waarbij het gebrek aan jobperspectieven een belangrijke rol speelt. De concentratie van criminaliteit in probleemwijken maakt dat een louter repressieve aanpak ontwrichtend kan zijn voor de sociale structuur daar. Het ontstaan van vicieuze cirkels allerhande is dan ook een belangrijk risico. Rehabilitering van overtreders zou dan ook een prioriteit kunnen zijn.

 

Dat de ordehandhaving als legitiem wordt gepercipieerd blijkt minstens zo belangrijk als de angst voor bestraffing. Als blijkt dat minder dan de helft van de ondervraagde Belgen vertrouwen heeft in justitie en politie, mogen we dergelijke signalen niet negeren.

 

Om te vermijden dat we buurten de facto opgeven is een geïntegreerd beleid de enige optie. In Brussel kan een politiehervorming misschien nuttig zijn, maar dat volstaat zeker niet. Ook maatregelen op het niveau van het parket en de magistratuur dringen zich op.

 

Op maatregelen zoals een gericht nultolerantiebeleid hoeft geen dogmatisch taboe te rusten. Toch is het belangrijk preventie niet te verwaarlozen. Justitie heeft daar vanouds weinig aandacht voor. We mogen niet alle heil in repressie zoeken. In de VS zitten per 100.000 inwoners 714 in de gevangenis, bijna achtmaal meer dan in Europa. Het getuigt van een falend beleid. Naast de gepaste mate van ordehandhaving en strafuitvoering kunnen we er niet omheen blijvend en structureel te bouwen aan gemeenschapsvorming, en zo een weefsel van sociale normen opnieuw kansen te geven. Investeren in burgerschap, integratie, versterking van het familieweefsel en jongerenopleiding zouden wel eens bij de effectiefste economische maatregelen kunnen horen.