Naar overzicht

Regionaliseren of het onder bankentoezicht plaatsen van de Brusselse beurs

De Beurs van Brussel nadert een gevaarlijk punt; dat waarbij ze ophoudt te bestaan. Haar geografische autonomie heeft ze sinds lang verloren. Vandaag vormt haar reële werking de oorzaak van het probleem. Dit is niet het gevolg van een uitgesproken afkeer voor risicokapitaal die we immers op alle effectenbeurzen zien. Het gaat om een veel fundamenteler probleem betreffende het blijven bestaan van een kleine, plaatselijke beurs in een internationale financiële ruimte. U kunt zich inderdaad afvragen wat de logica is van een nationale beurs waar meer dan 95% van de grote ondernemingen in handen is van buitenlandse investeerders, de verhandelde volumes buitenlandse ondernemingen betreffen (GDF Suez, AB INBEV, enz.), de kleine, Belgische ondernemingen illiquide zijn geworden en waar wordt afgezien van plaatselijke beursdeelnames.



Nochtans kan deze uitzichtloze situatie worden opgelost door het model, geruggensteund door de NYSE (New York Stock Exchange) en de Belgische banken, te herzien. Om dit probleem juist in te kunnen schatten, dienen we eraan te herinneren dat een beurs niets anders is dan een onderhandelingsplatform, meerbepaald een computersysteem dat impulsaankopen en het verkoop van effecten in evenwicht brengt. De rol van de beurs houdt op zodra de orders zijn geplaatst en andere tussenpersonen (Euroclear, de banken, enz.) nemen de downstream transacties over.



Dit verklaart waarom de beurzen zich hergroeperen. Zo is het, sinds de beurzen in 2007 hun onderhandelingspositie verloren, relatief gemakkelijk geworden om een beurs, i.e. een onderhandelingssysteem waarop de banken zich kunnen aansluiten, op te richten. In Londen zijn er overigens reeds verschillende platformen opgericht die Belgische aandelen verhandelen.



Het waarborgen dat de effectenhandelaars binnen een aanvaardbare tijdspanne een tegengewicht vinden is echter minder eenvoudig. Dit verklaart waarom het succes van een beurs afhangt van de liquiditeit en de operationele expertise die ze haar tegenpartijen aanbiedt. De liquiditeit hangt af van de snelheid van het computersysteem. Deze snelheid kan echter enkel worden bereikt als er schaaleconomieën kunnen worden gegenereerd. Dit is waarom de beurzen van Parijs, Brussel, Amsterdam, Lissabon en New York in twee fases fusioneerden (respectievelijk in 2000 en 2007). Deze fusies leidden tot het opzetten van informaticasystemen van ongeziene kwaliteit. De samenwerking met de NYSE redde de Beurs van Brussel, die zichzelf nooit alleen had kunnen ontwikkelen.



Vandaag is de Beurs van Brussel echter slechts nog een façade. De beursorders worden onmiddellijk verwerkt door het informatiecentrum van de NYSE, gelegen in Groot-Brittannië, zonder langs Brussels te gaan. De rol van het Beurspaleis, dat sinds kort opnieuw eigendom is van de Stad Brussel, is louter symbolisch.



Dit verklaart echter niet waarom de Beurs van Brussel niet langer meetelt. Ze had zich hoe dan ook zelf kunnen ontwikkelen door haar informaticasysteem uit te buiten.



Waarom is dit dan niet het geval? Ik zie meerdere antwoorden. België is een klein landje geworden waar de corporate beslissingscentra geleidelijk zijn verschoven naar buitenlandse hoofdsteden. Het glorieuze Koninkrijk ligt achter ons en de mondialisering heeft de financiële ambities van ons land van de kaart geveegd. Ons land leed onder gebrek aan politieke visie, in combinatie met de nieuwe situatie in het aandeelhouderschap: onze leiders hebben steeds afgezien van het formuleren van een beursstrategie.



En naast dit ontmoedigende gegeven hebben we het nog niet over het belastingssysteem gehad, dat risicokapitaal afstraft. In andere landen, met een grotere belastingsdruk en lager spaarvermogen, is men er echter wel in geslaagd om de nationale beurs operationeel te houden.





Er zijn nog andere pertinente factoren: beursdepressie en risicoaversie sinds 2008, de ontwikkeling van “OTC” effectenverhandelingen en de mogelijkheid voor de banken om hun orders te internaliseren (i.e. het in eigen boeken uitvoeren van hun klantenorders zonder beurstransactie), de verstikking van de ratings onder onverdraaglijke reglementaire en prudentiële beperkingen, het wegvallen van de beurssteun van de Belgische banken, enz. Bovendien verwarren sommige ideologen de rating van een onderneming met haar openbare voogdij. Dit verklaart waarom een beursnotering, wat louter een manier is om effecten te verhandelen, als speculatief wordt beschouwd. Stijfkoppen vinden dan ook dat beursaandeelhouders gestraft dienen te worden.



Met dit in het achterhoofd, dienen we nieuwe organisatiemodellen uit te gaan denken. Eén piste zou erin bestaan om de beurs op te delen in twee verschillende entiteiten, met elk verschillende aandeelhouders die beide echter het IT-syteem van de NYSE gebruiken. Het zou een grote kapitaalmarkt betreffen die in hoofdzaak wordt gevoed door buitenlandse orders en die de 20 grootste Belgische bedrijven verenigt in een non-stop noteringssysteem.



De overige aandelen zouden, samen met die van Alternext en andere belangrijke ondernemingen uit de vrije markteconomie, worden gehergroepeerd in een nieuwe Beurs van België die zich richt tot KMO’s. Voorlopig is dit niets revolutionairs; dit beursmodel wordt momenteel immers uitgetekend. Het vernieuwende zou erin bestaan om de Belgische banken aandeelhouders te doen worden van deze nieuwe Belgische Beurs, waarbij uitsluitend het informaticasysteem van de NYSE zou worden gebruikt. Deze beurs zou dus worden aangestuurd door twee protagonisten: de NYSE, die haar huidige rol zou vervullen, en de Belgische banken, die zelf zouden tussenkomen bij beurstransacties. Dit model zou ongetwijfeld de steun verkrijgen van de NYSE; haar maatschappelijke doelstelling evolueert immers steeds meer naar die van IT-dienstverlener.



Overigens waren de beurzen, voordat ze zelf in beursgenoteerde ondernemingen veranderden, in handen van effectenmakelaars en banken, die geïnteresseerd waren in aandeelhouderschap. De beurs was dus eigendom van diegenen die de orders aanvoerden. Jammer genoeg is het de spanwijdte van de informatica-investeringen die deze aandeelhouders in de loop van de jaren ’90 ontmoedigde. Dankzij de steun van de NYSE zijn deze IT-investeringen vandaag echter een feit. Het is dus mogelijk dat de Belgische banken opnieuw als aandeelhouder en marketmaker gaan optreden, waarbij ze uitsluitend gebruik zouden maken van het informaticasysteem van de NYSE.



Het aandeelhouderschap zou de banken aanmoedigen om ondernemingen tot de beurs te laten toetreden, hen op te volgen en bovenal hun rol te vervullen als marketmaker door het verschaffen van orders in naam van hun klanten.



Samengevat is het misschien wel tijd om het beste van beide werelden te nemen, meerbepaald een gemeenschappelijk IT-platform (dat van de NYSE) dat in twee beurzen zou worden gebruikt: enerzijds in een grote, internationale waardebeurs en anderzijds in een kleine waardebeurs met de Belgische banken, mogelijk bijgestaan door andere instellingen, als aandeelhouders. Het opnieuw onder bankentoezicht brengen van de Beurs van Brussel zou een model met zich meebrengen dat sterk lijkt op dat van SWIFT en Euroclear.



Een dergelijk initiatief zou vergezeld kunnen worden van fiscale relancemaatregelen zoals de Wet Cooreman-De Clercq die Senator Cooreman en ikzelf aanpasten in 2008 en die vandaag wordt toegepast door VOKA. Er zijn ook andere denkpistes zoals crowdfunding, hetzij een oproep tot verzamelen van risicokapitaal via een online community. Waarom zou de Beurs van Brussel niet zo’n divisie uitbouwen?



Het is dus zaak om het Brusselse Beursmodel te herzien, anders is deze instelling onherroepelijk gedoemd tot definitieve marginalisatie of het zijn van een kleine, illiquide beurs voor KMO’s. De Beurs van Brussel biedt slechts aan een tiental personen rechtstreekse werkgelegenheid. We zouden zelfs kunnen stellen dat lokale beurzen (in Antwerpen, Luik, enz.) beter zouden kunnen inspelen op de typologie van de KMO’s van ons land dan een nationale beurs die verstrengeld zit in een ongeschikt model. Zo werd in Lyon opnieuw een beurs opgericht om in te kunnen spelen op de behoeften van ondernemingen uit de Maritieme Alpen.



Zij die ervan overtuigd zijn dat de Beurs van Brussel een andere toekomst te wachten staat dan een progressieve evolutie naar een aanvullend prijsnoteringcentrum, dienen daar snel eens bij stil te staan. Het is bijna - indien niet - te laat, tenzij we de vlag strijken van ons financiële centrum, iets wat weinigen besluiten te doen.