Naar overzicht

Dé KMO bestaat niet: nood aan een meer verfijnde KMO-definitie

De ondersteuning van KMO’s is de nieuwe mantra geworden in het Europese (en Belgische) politieke debat ten einde de economische groei te herstellen. In dit debat wordt de term KMO al te vaak gebruikt als een containerbegrip dat gezien wordt als een homogene set van ondernemingen die allemaal behoefte hebben aan externe financiële steun en allemaal op een gelijkwaardige manier bijdragen tot het economisch herstel.

Wanneer we echter de standaard definitie van een KMO (Europese Commissie, 2005) toepassen op de huidige statistieken, dan vallen 99,8% van de Europese bedrijven in de geviseerde KMO categorie en nemen ze 67,4% van de totale tewerkstelling voor hun rekening.

Het hoeft dan ook niet te verrassen dat de meeste maatregelen gericht op KMO’s uiteindelijk terecht komen bij een brede groep van ondernemingen met sterk uiteenlopende financieringsbronnen en –behoeften, en een ongelijke impact op de economie. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat het gros van de financiële steun weinig economische groei creëert omdat een groot deel terecht komt bij ondernemingen die het ofwel niet nodig hebben ofwel slechts een marginale bijdrage leveren aan de economie. Het vizier van de beleidsmaatregelen staat met andere woorden niet scherp. De geviseerde doelgroep is te groot en te divers. Er is nood aan een nieuwe meer verfijnde definitie van KMO waardoor de genomen beleidsmaatregelen effectiever en efficiënter worden ingezet.

De grootte van een onderneming is een gemakkelijke, doch onvolwaardige leidraad om de gewenste doelgroep te identificeren. Twee bijkomende principes zijn van belang:

De definitie moeten leiden tot de identificatie van die ondernemingen die het meeste bijdragen tot de economie in termen van waarde- en jobcreatie, bijvoorbeeld via relatieve indicatoren van werkgelegenheid en toegevoegde waardecreatie

De definitie moet ook die bedrijven viseren waarvoor overheidssteun gerechtvaardigd is in termen van financieringsnoden en effectiviteit (naar analogie met het subsidiariteitsprincipe)

Een belangrijke conclusie is dat op basis van deze uitgangspunten, 92% van de KMO’s uit het zicht verdwijnt. 92% van de huidige KMO’s zijn immers micro ondernemingen met minder dan 10 werknemers en minder dan 2 miljoen € omzet. Dit type van bedrijven zijn vaak zelfstandigen, eenmanszaken, horeca’s, buurtwinkels. De noden van dergelijke micro ondernemingen is totaal anders en eerder niet-financieel van aard zoals een gebrek aan competenties, beperkte financiële kennis, inefficiënte belastingplanning en administratieve organisatie. Centrale financiële overheidssteun is hiervoor niet het meest aangewezen kanaal om hierop in te spelen.

Deze eerste scherpstelling maakt dat de KMO populatie slikt tot 7.8% van de totale ondernemingspopulatie, maar wel nog steeds instaat voor 62.4% van de totale tewerkstelling en 78.8% van de totale toegevoegde waarde. De motor van de economie bevindt zich in deze groep van ondernemingen en het vizier van de financiële overheidsmaatregelen moet zich scherpstellen op dit doelwit.