Naar overzicht

Becijferde verkiezingsprogramma's?

Om de schuld op lange termijn terug te stabiliseren moet België na Cyprus de grootste budgettaire aanpassing doen. Met een te leveren inspanning van meer dan 6% van het BBP is dat een veelvoud van het huidige begrotingstekort. Welke ouder vindt het normaal om te leven op de kredietkaart van zijn ongeboren kinderen? Laten we dat dan collectief ook niet doen. De politici die in hun verkiezingscampagne deze reality check niet meenemen, bouwen gevaarlijke luchtkastelen.



Al jaren woedt de discussie in ons land over het doorrekenen van de partijprogramma’s voor de verkiezingen. By all means, zou ik zeggen. Elk initiatief dat ons voorbij de slogans helpt, is welkom. Wel zijn overspannen reacties over de praktische uitwerking misplaatst. Ja, laten we vooral hopen dat de verkiezingsdebatten daardoor meer over de inhoud gaan. De bedoeling is inderdaad dat er concrete plannen op tafel komen in plaats van dat we blijven steken in lege retoriek. Het realisme leert ons echter dat zelfs doorgerekende plannen heel wat eigenschappen behouden van luchtkastelen in de politiek. Bovendien beseffen we beter ook dat de elke doorrekening op zich ook zijn beperkingen kent.



Om op de relativiteit van het doorrekenen van de programma’s eerst in te gaan: laten we alvast erkennen dat we niet de lange Nederlandse traditie hebben en dat het dus een leertraject zal zijn over vele verkiezingen vooraleer we naar een instrument evolueren dat een zekere voldoening geeft. In Nederland hebben ze een team van tientallen ervaren economen bij het Centraal Planbureau die maandenlang in beslag genomen worden door deze opdracht. Dat stamp je in België niet zomaar uit de grond. Bovendien mag ook van zo’n planbureau geen kennis verwacht worden die gewoonweg niet voorhanden is op deze wereld. Toevallig ben ik deze week nog een oud debat tegengekomen dat ik in 2005 voerde met de voorzitter van de Vergrijzingscommissie die toen ook kon rekenen op de studiediensten van de overheid. De discussie ging onder meer over de hoogte van de budgettaire kost van pensioen en andere sociale prestaties ten gevolge van de vergrijzing. De wijze heren zwaaiden op basis van hun modellen destijds met een kost van drie procent van het BBP. De ramingen die vandaag gemaakt worden over dezelfde problematiek komen op een cijfer van wel driemaal zo hoog. De modellen gingen er bijvoorbeeld vanuit dat de staatsschuld zou gedaald zijn tot 60% van het BBP tegen… 2014. We weten allemaal vandaag dat dit een onderschatting is van maar liefst 150 miljard euro. Dat is toch ook nog maar tien jaar geleden of de duur van twee legislaturen.



Het belangrijkste is het besef dat uitpakken met cijfers dan wel enige intrinsieke waarde heeft maar dat het debat zich daar niet mag toe reduceren. En laten we vooral niet toegeven aan de illusie dat één instantie (of het nu het planbureau of een universiteit is) de waarheid in pacht heeft. Het zal een opdracht voor de media zijn om ervoor te zorgen dat ook over het gebruik van de cijfers verschillende opinies aan bod komen.



Ondertussen loopt er al enige tijd in de Zevende Dag een rubriek van zogenaamde fact checking. Niet zelden is er achteraf grote controverse over de interpretatie van cijfers die daar gebracht werden. Misschien een suggestie om eerst een week lang dergelijke becijfering publiek op de website van het VRT-programma te posten. Laat dan maar alle cijferfanaten op de analyse schieten zodat onmiddellijk de verschillen in interpretatie naar boven komen.



Overigens is het niet helemaal nieuw dat partijen met becijferde voorstellen komen. Tijdens vorige federale verkiezingen ging het debat ook enkele weken over niets anders nadat Open-VLD met cijfers naar buiten kwam. Persoonlijk heb ik die cijfers nog liggen maar wat is ervan uitgekomen? In een coalitiestelsel heeft zo’n plan sowieso slechts beperkte signaalwaarde. Al die verschillende plannen moeten immers na de verkiezingen in een grote pot waar ze eens goed door elkaar worden geroerd. Het regeerakkoord is dan een mix van bepaalde cadeaus maar die worden wellicht op een heel andere wijze gefinancierd dan in welk plan dan ook stond. In een systeem met coalitieregeringen is het misschien belangrijker te weten wat de absolute taboes van de partijen zijn, eerder dan hun constructieve voorstellen.



De kiezer doet er in elk geval goed aan om te beseffen dat de geloofwaardigheid van een partij eerder afhangt van wat ze gerealiseerd heeft tijdens haar regeerperiode dan wat ze op papier zet in electorale tijden.



Ivan Van de Cloot



Hoofdeconoom Itinera Institute en Executive professor UAMS