Naar overzicht

Requiem voor een barema

‘Ons barema is niet meer. En komt echt ook nooit meer weer’. Een kinderlijk rijmpje lijkt eerder dan een grafschrift geschikt voor het einde van een overjaars loonbarema. Over welk barema gaat het ? Over het barema van toepassing in het PC 209 van de metaalnijverheid, in principe bevoegd voor zo’n 66.000 werknemers met bediendencontract. Dit barema bestaat sinds 1947 en wordt na 65 jaar op inactief gesteld.

Want het was totaal onaangepast. Zowel de concepten, de functies, als de progressiviteit. Zo was er sprake van gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden. Toen ik er voor het eerst mee werd geconfronteerd, leefde ik in de illusie dat barema’s vooral gebruikt werden in de fiscaliteit, maar niet als barbaars keurslijf om de waarde van medewerkers te bepalen. Dat je kon ‘baremiseerbaar’ zijn is me trouwens altijd blijven verwonderen.



En de functiedefinities bevatten een paar historische pareltjes zoals ‘eerste briefwisselaar, boodschaploper, bediende afweger of de categorie traceerders van ketelwerk’. De progressiviteit via leeftijd, die vorige eeuw geen problemen stelde, had inmiddels een facelift ondergaan en was vervangen door anciënniteit.

De sociale partners waren zich er wel degelijk van bewust dat het barema-gebouw moest gerenoveerd zoniet volledig omgebouwd worden. Na jarenlange discussie werd vorig jaar een akkoord bereikt over een nieuwe functieclassificatie die al elders zijn degelijkheid had bewezen. Maar een koppeling tussen die classificatie en loonschalen was een brug te ver. Belangrijkste struikelblok : de anciënniteit.

Voor ondernemers is het ‘hoe ouder, hoe duurder’-principe niet meer houdbaar. De duidelijk hogere loonkost voor oudere bedienden maakt zowel de onderneming als de betrokkenen kwetsbaarder. En het gebruik van de anciënniteit in plaats van de leeftijd lost niets op. Het vermijdt enkel de makkelijk aantoonbare discriminatie op vlak van leeftijd, maar leidt tot vergelijkbare discriminatierisico’s. Het vertrekpunt om dieper in te gaan op het verband tussen ervaring en productiviteit, waarbij snel wordt vastgesteld dat dit verband eindig is en naargelang de functie sterk verschillend. Zodat men tenslotte verzandt in een discussie over de lengte van de barema’s in jaren en de koppeling aan de specifieke functie. Waarbij ook de jongeren zich laten gelden en hun recenter verworven kennis als troef uitspelen om de ervaring als criterium te counteren.

Vandaar een patstelling in de onderhandelingen, en een niet meer bestaand barema.



Maar is de afwezigheid van barema op sectorvlak dan wel belangrijk in de metaal ? Neen en ja. Neen want het gaat om een minimum dat slechts op een fractie van de 66.000 werknemers met bediendencontract wordt toegepast en uiteraard blijven zij hun rechten houden. Ja want hiermee wordt het principe van de progressiviteit in functie van de anciënniteit in vraag gesteld. En dit reikt verder dan die fractie van werknemers. En kan een precedentwaarde hebben. Daarom ook ligt dit langs weerszijden bij de sociale gesprekspartners zo gevoelig. Daarom ook de interesse voor alternatieven. Die aan twee voorwaarden moeten voldoen : ze moeten collectief (m.a.w. voor meerdere ondernemingen) toepasbaar zijn en de KMO-kafka-test doorstaan, dus eenvoudig toepasbaar. Langs werkgeverszijde werden reeds voorstellen gedaan, zonder onmiddellijk gevolg. Dan maar een oproep tot suggesties, want een progressief en up-to-date systeem is zeker welkom. Zodat we hierover een vervolgverhaal kunnen schrijven.