Naar overzicht

Verkiezingen 2014 - Onderwijs: Van schooluitval naar persoonlijke vooruitgang en economische deelname

De schooluitval staat in het middelpunt van de belangstelling. We herinneren eraan dat het belangrijk is dit probleem bottom-up aan te pakken: wanneer de leerling op de school begint en wanneer de leerling op school zit. Aandacht voor de vooruitgang van elke leerling en een vergelijking van de prestaties tussen de scholen kan het risico verminderen van een ‘intellectuele uitval’ die de schooluitval bevordert: preventie. We moeten ook verder kijken dan het tweeledige onderscheid tussen gediplomeerd en niet-gediplomeerd: we moeten de rol van de school als trampoline naar de deelname van de persoon aan het economisch leven van ons land opnieuw valoriseren. Zo kunnen we niet enkel de schooluitval beperken, maar de gevolgen ervan herdefiniëren en beperken. Men kan opgeleid zijn zonder gediplomeerd te zijn: door de brug tussen de school en de arbeidsmarkt meer te benutten, kan de schooluitval worden vermeden en kan er tegelijkertijd een antwoord worden geboden op het gebrek aan inzetbaar talent in bepaalde sectoren in onze economie.



Het percentage van de schooluitval is gedaald van 18,1% (van de bevolking binnen de leeftijdsgroep 18-24 jaar) in 1992 tot 14,1% in 2002, en vervolgens tot 12% in 2012. Maar de stadscentra blijven een grote uitdaging. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft een schooluitvalpercentage van 20,1% (Eurostat 2013). Vlaanderen heeft het minst hoge percentage, maar heeft een zeer heterogeen profiel, met heel verschillende uitvalniveaus, zelfs als we enkel de grote Vlaamse steden onderling in beschouwing nemen. In 2010 had Antwerpen het hoogste schooluitvalpercentage met 28%, terwijl Roeselare het laagst scoorde met 11%.[1]



Wij denken dat een verbetering van de methodes en praktijken de enige garantie is voor een duurzame vermindering van de schooluitval. Om de praktijken te kunnen verbeteren, moeten de scholen hun capaciteiten kennen om hun leerlingen binnen het schoolmilieu te kunnen houden en om hen op een ononderbroken manier te kunnen opleiden. Een vergelijking van de academische prestaties tussen scholen is geen toverformule.[2] Een klassement van de onderwijsinstellingen zal niet alles oplossen, maar we verdedigen wel de verantwoordelijkheid van de inrichtende machten voor de verbetering van de pedagogische praktijken binnen de instellingen die ze inrichten. In dit opzicht zou het veel nuttiger zijn om de vooruitgang van de leerlingen binnen elke school objectief te meten. Dit zou toelaten om de toegevoegde waarde van een school te kunnen identificeren (welke vaardigheden heeft de leerling verworven tussen zijn start op de school en het verlaten van de school?), alsook de goede praktijken van de leerkrachten.



Het fenomeen van de schooluitval kan aldus genuanceerd worden en niet meer terug gebracht worden tot het binaire onderscheid tussen diploma of geen diploma. Dat zal ons ook toelaten om meer inzicht te verwerven in de verschillen tussen scholen, en tussen leerlingen binnen dezelfde scholen. Het geeft een andere pedagogische kijk op dezelfde problematiek. Een diploma afleveren is niet noodzakelijk of niet altijd het kenmerk van een goede school.



Bovendien is het “essentieel dat het beroepsonderwijs in de hogere cyclus van het secundair verder wordt ontwikkeld en versterkt, zodat het kan (blijven) werken als een efficiënt “vangnet” tegen schooluitval.” Er is uiteraard een sterk negatief effect op het niveau van vroegtijdige schoolverlating als de kwalificaties bieden een effectieve bescherming tegen werkloosheid.[3] Het onderwijs kan op zichzelf geen diep-maatschappelijke en sociologische problemen remediëren, en het middelbaar onderwijs kan op zichzelf geen schoolachterstand remediëren die vaak al vanaf de eerste schooldag is opgebouwd.



Een grotere aandacht voor persoonlijke progressie is daarom een stap in de juiste richting en zal ook preventief de ‘intellectuele’ schooluitval van probleemleerlingen verminderen. Maar hij moet tevens worden opgevangen in doorstroommogelijkheden binnen de scholen en uit de scholen. Het is belangrijk ons grondig te bezinnen over de rol van de school als springplank naar participatie in het economische leven. Indien we minder de focus leggen op diploma en meer de focus op kennis en kunde, en op mechanismen die toelaten om die vanuit de school in het economische en maatschappelijke leven te gebruiken, kunnen we veel effecten van schooluitval bestrijden zonder noodzakelijkerwijs de absolute aflevering van diploma’s te moeten organiseren.



Uiteindelijk dwingt de problematiek van de schooluitval ons dus tot een grondige bezinning over de rol van het onderwijs en van scholen zelf en over de brug tussen de school en de arbeidsmarkt. Scholen kunnen ook vormen zonder diploma, zolang ze de leerling maar met de nodige bagage naar de ladder van de loopbaan kunnen brengen. Die dimensies van het probleem zijn te lang onderbelicht gebleven. Door ze in beeld te brengen, kan het probleem van de schooluitval een deel van de oplossing zijn voor een ander probleem: het verbeteren van de brug tussen de school en de arbeidsmarkt. Uiteraard heeft die brug twee kanten. Er zal ook aan de kant van de arbeidsmarkt, met name in het beleid van aanwerving en selectie, aandacht moeten besteed worden.



Het fenomeen van de knelpuntberoepen is welgekend, net als de vaststelling dat heel wat werkgevers in technische sectoren zelf grote opleidingsinspanningen moeten doen bij de aanwerving van nieuwe arbeidskrachten. Door strategisch de brugfunctie tussen school en werkvloer te verbeteren zal men tevens een weg aanbieden die zal renderen voor het verminderen van de schooluitval, doordat dezelfde groep leerlingen goede en nuttige alternatieven voor de formele schoolopleiding kan worden geboden: een grote win-win.



Lees het volledige onderwijsrapport hier



[1] Van Landeghem, G. et al., Vroege schoolverlaters in Vlaanderen in 2010. Indeling volgens locatie, opleidingsniveau van de moeder en moedertaal, Steunpunt SSL, Leuven, 2013.



[2] Ce qui est déjà garanti par le décret du 27 mars 2002 relatif au pilotage du système éducatif, art. 3.



[3] Lavrijsen, J., Nicaise, I., Parental background and early school leaving, The impact of the educational and socio-economic context, Studie- en schoolloopbanen, 2013.