Naar overzicht

Economie of moraal?

Sinds economen collectief faalden om de financiële crisis van 2008 te voorspellen, is wiedergutmachung aan de orde van de dag, ook in Koninklijke Zweedse Academie voor Wetenschappen die de Nobelprijzen voor economie uitreikt. De laatste jaren werden verschillende denkers beloond die de orthodoxie van rationele en zichzelf regulerende markten afvallen. Zo ook dit jaar, in de persoon van Richard Thaler.

Thaler is een grondlegger van de zogenaamde gedragseconomie die psychologische inzichten gebruikt om menselijk handelen te analyseren. Ze voegt subjectieve en irrationele dimensies toe aan het arsenaal van economisch onderzoek. Nu moet je heus geen Nobelprijswinnaar zijn om te beseffen dat mensen geen rationeel calculerende computers zijn. Thaler gebruikt psychologie niet alleen om menselijke beslissingen beter te begrijpen, maar ook om ze te kunnen sturen.

Onder de slogan van ‘nudging’ verdedigen Thaler en consoorten overheidsmaatregelen om verondersteld irrationele mensen naar uitkomsten te duwen die de overheid wenselijk acht, zoals sparen voor pensioen, het dak isoleren, of giften doneren. Vraag mensen te kiezen voor pensioensparen en ze passen. Laat hen automatisch sparen tenzij ze ervoor kiezen dat niet te doen, en ze zullen sparen. De menselijke neiging om niet te kiezen, kan zo gebruikt worden om beleid te maken.

Sociale egineering

Het zijn onschuldige voorbeelden die vooralsnog weinig toepassing vinden. Maar de accolade van een Nobelprijs dwingt ons de schaduwzijde ervan te zien. Gedragseconomie die gedrag stuurt, manipuleert de menselijke natuur om de mens tot keuzes te leiden die ten gronde politieke keuzes zijn. Gedragseconomie doet aan sociale engineering. Ze twijfelt grondig over uw en mijn vermogen tot eigen keuze, maar vertrouwt grenzeloos in het vermogen van politici om voor ons te kiezen.

Gedragseconomie kan een dosis filosofie gebruiken. De mens is een feilbaar wezen dat in de strijd met die feilbaarheid zijn menswording vindt. Alleen wanneer we kunnen kiezen en verantwoordelijk zijn voor onze keuzes, kunnen we eigen morele waarden ontwikkelen en morele verdienste verwerven. De ambitie van de gedragseconomie om menselijke keuzes te sturen, botst dus met een ethisch fundament van het menselijk bestaan. Achter haar economische optimalisering schuilt een echt moreel dilemma: moet de mens of de staat verantwoording nemen voor menselijk gedrag?

In een vorig tijdperk wou een andere Nobelprijswinnaar, Milton Friedman, ons allemaal ‘vrij om te kiezen’ maken. Thaler twijfelt of mensen wel kunnen kiezen en wil hen niet vrij laten kiezen. Hij heeft de tijd mee. We leven in samenlevingen waar welvaartsvoorzieningen al vele van de meest fundamentele levenskeuzes hebben overgenomen. Zorg voor onze gezondheid, onderwijs voor de volgende generatie, steun voor familie en voor de oude dag: het wordt allemaal keurig voor ons geregeld.

Minder kiezen

In de plaats van verantwoordelijkheid heeft de welvaartsstaat verplichting gesteld: tot leren, tot arbeiden, tot bijdragen betalen, tot werk zoeken, en zo verder in talloze variaties. We mogen en kunnen minder kiezen. Onze resterende keuzes hebben steeds meer impact op anderen die met ons van het systeem afhankelijk zijn. Als ik niet voor mijn pensioen spaar, zal jij er uiteindelijk voor opdraaien. Het wordt dus maatschappelijk logisch om gedrag richting een collectief einddoel te sturen. Logisch en nuttig, maar niet noodzakelijk moreel.