De boerkini is geen mensenrecht
Mensenrechtenactivisten verbonden aan de UGent hebben met succes een proces georkestreerd tegen Gentse zwembaden waarvan de kledingvoorschriften het dragen van onder andere de boerkini verboden. In de media bejubelen ze hun vonnis als een overwinning voor de religieuze vrijheid en tegen de religieuze discriminatie van zwemmende moslima’s. Hebben ze gelijk?
Onze samenleving is permissief tegenover kledij. Dat heeft een reden: wij beschouwen kledij als de manifestatie van persoonlijke vrijheid, autonomie en emancipatie. De boerkini als modestatement raakt onze koude kleren niet. Maar als de boerkini religie is, wat de procesvoerders beweren, dan is het geen vrijheid maar onvrijheid, geen autonomie maar afhankelijkheid, geen emancipatie maar discriminatie, allemaal ten nadele van de vrouw. Er zijn nog geen moslimmannen in boerkini gespot, evenmin als in nikab of burqa.
Uiteraard is religieuze overtuiging en beleving een mensenrecht. Maar dat is niet onbegrensd. Mensenrechtenverdragen laten legitieme beperkingen toe. Westerse landen dulden geen vrouwenbesnijdenis, polygamie, lichamelijke verminkingen, bloedwraak, menselijke offers en zelfverbranding van weduwen op de brandstapel van hun overleden echtgenoten, hoezeer die gedragingen ook voorgeschreven mogen zijn door de religieuze overtuigingen van de betrokkenen.
Cultuur contesteren
In onze seculiere samenleving mogen samenlevingswaarden dus de beleving van religie, in het bijzonder in de publieke ruimte, beperken wanneer die precies met seculiere waarden botst. Onze mensenrechten staan niet in een vacuüm. Ze zijn de expressie van onderliggende maatschappelijke waarden die hun functie afbakenen. Ze dienen een onderliggende cultuur van menselijke waardigheid en gelijkheid. Wanneer ze gebruikt worden om het omgekeerde te doen en die cultuur contesteren, kunnen ze beperkt worden. Tussen vrouwenbesnijdenis en boerkini staat slechts een verschil van gradatie, niet van principe.
Natuurlijk is het beklemmend wanneer de samenleving zich moeit met persoonlijke keuzes. Zijn de mensenrechten er immers niet voor de persoonlijke vrijheid? Dat is een terechte bekommernis. Hoe de medemens zijn of haar lichaam bedekt, vind ik overigens symbolisch. Maar het punt is dat mensenrechtelijke vrijheden ons niet de vrijheid geven om de onvrijheid te kiezen. Mensenrechten beschermen de vrijheid tegen zelfvernietiging. Het zijn geen juridische geraamten die eender welke invulling faciliteren. Ze vertalen en beschermen diepere culturele normen die we als leidcultuur kunnen bestempelen.
Nogal wat experts gebruiken mensenrechten daarentegen als juridische wapens voor multiculturele accommodatie. Maar hun cultuurrelativisme is selectief. Als op de arbeidsmarkt loonongelijkheden voorspruiten uit culturele rollenpatronen die vrouwen naar andere of meer deeltijdse banen dan mannen leiden, veroordelen mensenrechtenactivisten die ongelijkheden als onaanvaardbare discriminatie. Ze gebruiken dan de culturele bedding als toetssteen voor persoonlijke keuzes. Als de Islam alleen voor vrouwen strenge kledijvoorschriften gebiedt, dan zien diezelfde activisten alleen de beleving van persoonlijke religieuze overtuiging.
Religieuze statusongelijkheid vermijden
We kunnen mensenrechten niet loskoppelen van de rechtscultuur die het DNA van onze westerse samenleving uitmaakt. Precies die koppeling maakt van religieuze klederdracht geen automatisch mensenrecht. Zeker in publieke zwembaden, waar onze gemeenschap het ‘samen leven’ tussen bevolkingsgroepen organiseert, kunnen kledijvoorschriften het gemeenschapsgevoel en de gemeenschapswaarden reflecteren. Wanneer daarvoor een religieuze praktijk moet wijken, dan is dat omdat we de gemeenschapswaarde boven die private beleving plaatsen. Dat is geen discriminatie, maar vermijdt religieuze statusongelijkheid die wringt met de finaliteit van mensenrechtelijke vrijheden. Dat is geen identiteitsstrijd, maar bewaakt maatschappelijke beginselen die ons verenigen ongeacht identiteit.
Weergave van column in Trends, geschreven in eigen naam.
Onze samenleving is permissief tegenover kledij. Dat heeft een reden: wij beschouwen kledij als de manifestatie van persoonlijke vrijheid, autonomie en emancipatie. De boerkini als modestatement raakt onze koude kleren niet. Maar als de boerkini religie is, wat de procesvoerders beweren, dan is het geen vrijheid maar onvrijheid, geen autonomie maar afhankelijkheid, geen emancipatie maar discriminatie, allemaal ten nadele van de vrouw. Er zijn nog geen moslimmannen in boerkini gespot, evenmin als in nikab of burqa.
Uiteraard is religieuze overtuiging en beleving een mensenrecht. Maar dat is niet onbegrensd. Mensenrechtenverdragen laten legitieme beperkingen toe. Westerse landen dulden geen vrouwenbesnijdenis, polygamie, lichamelijke verminkingen, bloedwraak, menselijke offers en zelfverbranding van weduwen op de brandstapel van hun overleden echtgenoten, hoezeer die gedragingen ook voorgeschreven mogen zijn door de religieuze overtuigingen van de betrokkenen.
Cultuur contesteren
In onze seculiere samenleving mogen samenlevingswaarden dus de beleving van religie, in het bijzonder in de publieke ruimte, beperken wanneer die precies met seculiere waarden botst. Onze mensenrechten staan niet in een vacuüm. Ze zijn de expressie van onderliggende maatschappelijke waarden die hun functie afbakenen. Ze dienen een onderliggende cultuur van menselijke waardigheid en gelijkheid. Wanneer ze gebruikt worden om het omgekeerde te doen en die cultuur contesteren, kunnen ze beperkt worden. Tussen vrouwenbesnijdenis en boerkini staat slechts een verschil van gradatie, niet van principe.
Natuurlijk is het beklemmend wanneer de samenleving zich moeit met persoonlijke keuzes. Zijn de mensenrechten er immers niet voor de persoonlijke vrijheid? Dat is een terechte bekommernis. Hoe de medemens zijn of haar lichaam bedekt, vind ik overigens symbolisch. Maar het punt is dat mensenrechtelijke vrijheden ons niet de vrijheid geven om de onvrijheid te kiezen. Mensenrechten beschermen de vrijheid tegen zelfvernietiging. Het zijn geen juridische geraamten die eender welke invulling faciliteren. Ze vertalen en beschermen diepere culturele normen die we als leidcultuur kunnen bestempelen.
Nogal wat experts gebruiken mensenrechten daarentegen als juridische wapens voor multiculturele accommodatie. Maar hun cultuurrelativisme is selectief. Als op de arbeidsmarkt loonongelijkheden voorspruiten uit culturele rollenpatronen die vrouwen naar andere of meer deeltijdse banen dan mannen leiden, veroordelen mensenrechtenactivisten die ongelijkheden als onaanvaardbare discriminatie. Ze gebruiken dan de culturele bedding als toetssteen voor persoonlijke keuzes. Als de Islam alleen voor vrouwen strenge kledijvoorschriften gebiedt, dan zien diezelfde activisten alleen de beleving van persoonlijke religieuze overtuiging.
Religieuze statusongelijkheid vermijden
We kunnen mensenrechten niet loskoppelen van de rechtscultuur die het DNA van onze westerse samenleving uitmaakt. Precies die koppeling maakt van religieuze klederdracht geen automatisch mensenrecht. Zeker in publieke zwembaden, waar onze gemeenschap het ‘samen leven’ tussen bevolkingsgroepen organiseert, kunnen kledijvoorschriften het gemeenschapsgevoel en de gemeenschapswaarden reflecteren. Wanneer daarvoor een religieuze praktijk moet wijken, dan is dat omdat we de gemeenschapswaarde boven die private beleving plaatsen. Dat is geen discriminatie, maar vermijdt religieuze statusongelijkheid die wringt met de finaliteit van mensenrechtelijke vrijheden. Dat is geen identiteitsstrijd, maar bewaakt maatschappelijke beginselen die ons verenigen ongeacht identiteit.
Weergave van column in Trends, geschreven in eigen naam.