Ieder zijn deel
In Het rechtvaardigheidsgevoel van Jonathan Haïdt staat een gebalde zin die zeer goed uitdrukt wat we bedoelen met loon naar werken: “We haten mensen die nemen zonder te geven.” Natuurlijk zijn er accentverschillen in onze invulling van die stelling en in zijn jarenlang onderzoek naar de morele grondslagen van onze politieke overtuigingen, vindt Haïdt daar zowel een verbindingspunt als een belangrijke splijtzwam tussen links en rechts.
In het verlengde van zijn studie peilt Haïdt via het project yourmorals samen met een onderzoeksteam naar hoe mensen reageren op concrete situaties om van daaruit af te leiden op welk moreel basisgevoel die reacties gebaseerd zijn en wat dit ons kan vertellen over ons gedrag anno 2023. Onder meer de vraag hoe het komt dat de leden van de homo sapiens ooit zijn beginnen samenwerken en waarom dit evolutionair lonend is geweest, komt daarbij aan bod. Haïdt gaat daarbij in tegen de fameuze these Van Richard Dawkins dat onze genen zelfzuchtig zijn en dus samenwerking – als die er al is – alleen kan worden begrepen als welbegrepen eigenbelang. Haïdt beargumenteert dat er ook zoiets bestaat als groepsselectie en dat die samenwerking met anderen en dito selectie net het verschil uitmaakt met andere diersoorten. Menselijke groeperingen die goed samenwerken zijn er immers doorheen de evolutie beter in geslaagd dan ongeorganiseerde groepen om land en voedsel te verwerven, zich te verdedigen en elkaar te beschermen.
Stel dat we allemaal uit zouden zijn op eigenbelang alleen, dan zouden we zodra we kunnen alleen voor onszelf opkomen. Maar er zijn voldoende voorbeelden te bedenken waarbij mensen onbaatzuchtig anderen helpen, ook al levert hen dat niets op. Tegelijk, mochten we alleen maar geven aan de groep zonder er iets voor terug te krijgen, verdwijnen we zelf van de selectiescène en dat gaat ook niet. Dus luidt de vraag: wat maakt dat een samenwerkingsverband tussen mensen niet uiteenvalt? We moeten immers voordeel kunnen halen uit samenwerking en er moeten goeie afspraken zijn die garanderen dat de investering in de groep loont – dat we kortom ons deel van de koek krijgen en dat anderen die niet of nauwelijks zouden investeren met de winst gaan lopen; of anders gezegd: dat er geen loon naar werken is. Dan slaat de bereidheid tot samenwerken om in een gevechtsmodus waarin iedereen terugvalt op het eigenbelang.
Yourmorals onderzocht de morele grondslagen van ons handelen en kwam in dit verband tot de bevinding dat het principe van evenredigheid een cruciale rol speelt. Dit principe is gebaseerd op het eerlijkheidsfundament, een van de pijlers van onze morele systemen die beantwoordt aan het verlangen van mensen om hun gemeenschap te beschermen tegen bedriegers en profiteurs die – mochten ze hun gang kunnen gaan – anderen ervan zouden weerhouden om samen te werken waardoor de samenleving uiteen zou vallen. Daarom hebben gemeenschappen steevast voorzien in vormen van straf voor de bedriegers of lopen de emoties hoog op wanneer dit fundament wordt overtreden. Denk gerust aan de film De ballade van Narayama van Shohei Imamura waarbij een kleine rurale leefgemeenschap er strikte leefregels op nahoudt over voeding en wie waartoe bijdraagt. Zo moeten oudere mensen eens ze geen productieve bijdrage meer kunnen leveren, door hun oudste zoon de berg Narayama worden opgedragen om daar alleen te sterven. Enkel op die manier slaagt de gemeenschap erin zichzelf in stand te houden. Wie de regels niet respecteert, mag zware sancties verwachten. Iedereen begrijpt die sancties omdat ze zonder de gemeenschap een vogel voor de kat zijn en het loont om samen te werken en de kans op overleving te doen toenemen.
Haïdt situeert minstens een deel van de herkomst van onze hedendaagse morele systemen in dit evenwicht tussen geven en nemen, tussen je deel doen voor de groep maar er ook een evenredig stuk van terugkrijgen. De invulling van evenredigheid of proportionaliteit kan natuurlijk meerdere kanten op. Uit het onderzoek van Yourmorals blijkt dat over het hele politieke spectrum mensen boos worden als anderen meer nemen dan ze verdienen. Toch zijn er opnieuw accentverschillen. Mensen ter linkerzijde van het politieke spectrum – gezien de Amerikaanse context door Haïdt omschreven als liberalen - zullen eerder de nadruk leggen op solidariteit en het belang zich te verenigen tegen onderdrukking van dominante elites die meer nemen dan hun zou toekomen. Ter rechterzijde – door Haïdt omschreven als conservatieven – hechten mensen doorgaans meer belang aan het feit dat zij die het hardst werken ook het best betaald moeten worden. Verder leggen ze meer nadruk op het recht om met rust gelaten te worden door de overheid – het principe van persoonlijke vrijheid wordt dan gezien als buffer tegen dominantie of overheersing, eerder dan de collectieve en solidaire strijd daartegen.
Loon naar werken begeeft zich dus als principe op het snijvlak tussen onze ideeën over vrijheid of rechtvaardigheid en de strijd tegen mogelijke overheersing door dominante anderen. Mensen zijn tegelijkertijd zelfzuchtig en groepsgericht. Als we dit spel goed spelen, kunnen we met anderen samenwerken en de taart die we daarna delen, groter maken. Samenwerking loont dus als we er allemaal beter van worden. Wederkerigheid of wederkerig altruïsme gaat daardoor hand in hand met de verwachting van evenredigheid (vooral rechts) of gelijkheid (vooral links). Naargelang je positie in het politieke landschap verkrijgt loon naar werken een andere invulling maar de basisgedachte dat elk zijn deel moet krijgen, wordt vrij ruim gedeeld. Niet alleen omwille daarvan blijft Het rechtvaardigheidsgevoel. Waarom wij niet allemaal hetzelfde denken over politiek en moraal interessante lectuur.