Het geld is op
Uitgerekend onder Belgisch voorzitterschap herleven de Europese begrotingsregels die de Belgische politiek met de rug tegen de muur plakken. België is een begrotingskneusje door de combinatie van een hoge totale schuldgraad (105% van ons bruto binnenlands product), grote lopende begrotingstekorten (4,4% vorig jaar) en snel oplopende tekorten (à rato van 2,5 miljard per jaar) door vergrijzingskosten en interestlasten. Tel daarbij onze tanende competitiviteit, de communautaire verkaveling en de partijpolitieke versnippering en je hebt de perfecte storm.
Zoals al is opgemerkt, puilen de verkiezingsprogramma’s niet uit van besparingsdrift. In het beste geval staan er meer of minder radicale besparingsvoorstellen naast een reeks uitgavenbeloften. In vele gevallen is het vooral beloven, met vermogensbelastingen als schaamlap. Het geld is op, maar dat zal je van onze politici niet horen, nog niet. Kort na 9 juni wacht ons een afspraak met de werkelijkheid. En die is dat België voor de grootste begrotingsinspanning staat sinds het fameuze Globaal Plan onder wijlen premier Dehaene. Maar dan wel met een politiek bestel dat electoraal veel zwakker en verdeelder is, met een golf van vergrijzingskosten en met de bittere noodzaak tot grote investeringen in defensie, klimaat en industrie. Ongezien.
De juiste omvang van de begrotingsinspanning zal mee afhangen van een deal met de Europese Commissie. Bedragen van zowat 4 miljard per jaar over zeven jaar circuleren, in de veronderstelling dat de Commissie ons die lange termijn gunt en dat een Belgische regering van lopende zaken zowaar de nieuwe als de volgende legislatuur wil en mag verbinden. Maar het is dweilen met de kraan open. De lang uitgestelde rekening van onze stilstand komt boven. De extra miljarden vergrijzingskosten. De verwaarlozing van onze NAVO-verplichtingen. Het kosteninfarct voor onze industrie. De afbouw van strategische overheidsinvesteringen in met name fysieke en digitale infrastructuur. En er waren al wachtrijen en tekorten in alle hoeken en gaten van de welvaartsstaat. Good luck.
Maak zoveel mogelijk marge die ook ons welvaartspotentieel verbetert. Simplify, simplify!
Hoe pakken we dit aan? Door zoveel mogelijk marge te maken die ook ons welvaartspotentieel verbetert. Dat betekent vereenvoudiging, efficiëntie, productiviteit – in regels, processen en structuren. Simplify, simplify! Ook alle uitgaven en bestedingen tegen de lamp houden van kerntaken en prioriteiten: competitiviteit, gelijk economisch speelveld, gerichte en activerende solidariteit, ondernemen en investeren bevorderen, en dergelijke. Voor beide heb je de deskundigheid van de ambtenarij en het middenveld nodig. Dan zijn er subsidies. In veel gevallen compenseren die gebrek aan goed beleid of marktwerking, in andere gevallen zijn ze versnipperd, in nog andere cultiveren ze artificieel economische activiteit. Daar het mes inzetten zal op korte termijn pijn doen maar op langere termijn renderen. Ook voor duurzaamheid bijvoorbeeld: denk aan subsidies voor fossiele brandstoffen.
De beste variabele in de begrotingspuzzel is werk en groei. De demografische vergrijzing kost, maar ze betekent ook arbeidskrapte. Het uitkeringsbeleid in heel de sociale zekerheid afstemmen op participeren en werken, kan langs twee kanten renderen: minder uitgaven, meer bijdragen. Dan zijn er de belastingen. De politieke Pavlovreflex bij begrotingsonheil is ze verhogen. Maar we zijn al mondiale top in totale belastingdruk. Er is weinig marge voor belastingverhoging zonder compenserende verschuiving, tenzij we kiezen voor nog minder welvaartspotentieel en nog meer gedeelde verarming. Ook hier luidt het devies efficiëntie, rechtszekerheid, eenvoud, werken en investeren bevorderen. Pas als dat allemaal is uitgeput, resten nieuwe belastingen, hopelijk tijdelijk. Wen er maar aan.
Weergave van column in Trends, geschreven in eigen naam.