‘In alle transities waar we voor staan, is huisvesting één van de uitdagendste vraagstukken'
Als u bij het woord “transitie” alleen denkt aan klimaat en energie, of aan robotisering en kunstmatige intelligentie, dan vergeet u nog de minstens even ingrijpende manier waarop de samenstelling van onze samenleving zal wijzigen onder invloed van migratie maar ook het groeiende overwicht van alleenstaanden en éénoudergezinnen.
Grootste gemene deler? Betaalbare en toegankelijke huisvesting is één van de uitdagendste vraagstukken in alle transities die zich aandienen. Tegelijk is huisvesting ook één van de meest effectieve hefbomen voor het beleid in al die domeinen: een duurzaam dak boven je hoofd draagt bij aan maatschappelijke inclusie, aan een gezonder leven, het biedt een goede plek om te leren en de vertrekbasis voor participatie aan de arbeidsmarkt en de economie. Net zoals gezondheid geldt ook dat “ housing is in all policies .”
Wie geen dak boven het hoofd heeft, worstelt doorgaans ook met andere obstakels die inclusie bemoeilijken: mentale-gezondheidsproblemen, verslavingen, ontploffende energiefacturen, de weg naar (en doorheen) de administratie niet vinden, digitale en functionele ongeletterdheid… Daklozen belanden zo aan de rand van de maatschappij. De strijd tegen dakloosheid vormt dan ook een test case, een mikrokosmos voor een uiteenlopend gamma aan vraagstukken waar onze beleidsmakers en onze samenleving het antwoord maar niet op vinden.
Eerst een huis: wordt Housing First een gamechanger voor dak- en thuislozen?
De gebruikelijke aanpak bestaat erin om de dakloze “woonklaar” te maken: door een hele ladder van interventies op te leggen die diens vaak gebrekkige gezondheid, een historiek van middelenmisbruik en geweld, en wankele administratieve status aanpakken, krijgt de dakloze uiteindelijk het “recht” om van een woning te genieten. Housing First zet die interventielogica op zijn kop. Mensen krijgen (bijna) onvoorwaardelijk een woning – waar ze voor alle duidelijkheid wel de huur voor dienen te betalen en de voorwaarden van het huurcontract na te leven – en vanuit die basis wordt verdere hulp en begeleiding aangeboden om andere obstakels richting participatie weg te werken. De ladderbenadering blijkt immers bijzonder slecht te werken wanneer mensen met meerdere problematieken kampen – en net als in de gezondheidszorg of het onderwijs valt te verwachten dat ook in algemene inclusievraagstukken meervoudige problematieken eerder de regel dan de uitzondering zullen worden.
Door de hulpverleners tijdens het herstelproces een vast aanspreekpunt in een stabiele woonsituatie te geven, wordt veel efficiënter met de aanzienlijke kosten van de intensieve hulp omgesprongen. Dat die kosten nog hoger oplopen wanneer meerdere problematieken aanwezig zijn, hoeft geen betoog. Housing First drijft vooral de dure kosten voor crisishulp terug – denk aan spoedafdelingen die eerder chronisch dan acuut worden aangesproken – maar even goed bijvoorbeeld politionele en penitentiaire kosten ten voordele van de (heel wat goedkopere) kost van maatschappelijk werk en andere ondersteunende diensten.
Housing First impliceert overigens niet dat iedere dakloze dan maar een sociale woning dient te krijgen. De basisvoorwaarde van een veilig dak boven het hoofd kan even goed op de private huurmarkt ingevuld worden, in individuele of eerder collectieve woonvormen. Het mag triviaal lijken maar toch: dakloos zijn is immers hoofdzakelijk een huisvestingsprobleem, eerder dan een verhaal van druggebruik of mentale issues . Die problematieken zijn geografisch heel wat gelijker verdeeld dan dakloosheid, die zich concentreert daar waar het huisvestingsprobleem het nijpendst is. Het structurele gebrek aan betaalbare en toegankelijke huisvesting voor de laagste inkomens kan anderzijds ook leiden tot het opduiken van andere problemen. Voorzien in een ruimer aanbod van woningen en, voor wie dat nodig heeft en daar om vraagt daarbovenop te voorzien in persoonlijke hulp en begeleiding, is een reuzenstap richting inclusie.
Housing First is overgewaaid uit de Verenigde Staten waar de aanpak al sinds begin de jaren negetnig werd getest. (Ironisch genoeg kwam het model voort uit een programma dat Pathways to Housing heette.) In 2013 kreeg Housing First officieel onderdak in België (eerst in Brussel, Antwerpen, Gent, Charleroi en Luik, later ook in Hasselt, Sint-Jans-Molenbeek en Namen), in het kader van het – tweede – federale plan voor armoedebestrijding. In 2020, vier jaar na het einde van het experiment, had 86% van deze huurders met een uiterst kwetsbaar profiel nog altijd een woning. Nu maakt het Housing First Lab deel uit van de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie.
Dakloosheid, ook buiten de grootsteden: ‘Dit is een noodkreet aan de Vlaamse regering'
Wat maakt van Housing First een belangwekkende sandbox, een gecontroleerd experiment op kleine schaal met meerwaarde voor de hele samenleving Het succes, en de voorwaarden van dat succes, tonen aan dat het geheime ingrediënt van iedere gelukte maatschappelijke integratie bestaat uit intensieve persoonlijke begeleiding vanuit een stabiele, warme context – een context die de grootste bekommernissen uit de weg ruimt en zo letterlijk en figuurlijk de (mentale) ruimte creëert om betere beslissingen te kunnen nemen. Het aanbod van begeleiding die respectvol omgaat met de privacy en autonomie van wie geholpen wordt, en die aanwezig blijft zolang dat opportuun is, stelt de persoonlijke constellatie van zogenoemde maatschappelijke determinanten (leefomgeving, sociaal netwerk…) centraal. De keuzevrijheid ligt bij de persoon aan wie hulp aangeboden wordt, losgekoppeld van de voorwaarden voor huisvesting. Maar door zo vroeg mogelijk en gepersonaliseerd te interveniëren wordt de – vaak nog altijd lange – weg naar integratie in de samenleving en de economie overzienbaar en haalbaar op het tempo van wie hulp zoekt.
De stand van het land laat weinig ruimte voor verbeelding: we hebben iedereen nodig om België beter te doen werken en we hebben niet het budget om dat niet kostenbewust te doen. Housing First laat zien hoe het misschien wel kan: niet door lopende uitgaven te blijven dekken maar door te investeren in een aanpak die zichzelf terugverdient, door te betalen voor impact eerder dan voor gratuite “publieke” diensten.